Sardienen Tanganyikameer blijken één en ondeelbaar

Vier Afrikaanse landen moeten samenwerken om vissoort duurzaam te beheren

De sardienen in het Afrikaanse Tanganyikameer zijn één homogene groep, blijkt uit een genetische studie. Dat betekent dat de vier landen rond het meer zullen moeten samenwerken willen ze de overbeviste sardienen in stand houden. De vis biedt voedselzekerheid aan miljoenen mensen in centraal Afrika.

(c) Els De Keyzer

Biologen van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de KU Leuven hebben uitgevist dat lokale sardienen (Stolothrissa tanganicae) in het zevenhonderd kilometer lange Tanganyikameer genetisch één kliek vormen. Er zijn dus geen subgroepen. ‘Dat wijst erop dat de vissen zich over de lengte van het meer verplaatsen’, zegt visbioloog Maarten Van Steenberge (KBIN en KMMA). ‘Dat betekent ook dat overbevissing in één zone tot minder sardienen elders in het meer leidt.’

 

De populatie sardienen in het Tanganyikameer slinkt. De vier landen zullen moeten samenwerken om de visbestanden beter te beheren

Grenzeloze vis

Rond het meer liggen vier landen: DR Congo, Tanzania, Burundi en Zambia. De sardien is van levensbelang voor de voedselzekerheid van miljoenen mensen in die landen, ook omdat de vis de prooi is van andere voedselvissen in het meer, zoals reuzenbaarzen.

Van Steenberge: ‘De populatie sardienen in het Tanganyikameer slinkt. De vier landen zullen moeten samenwerken om de visbestanden beter te beheren. Het werkt niet als het ene land zijn stuk van het meer duurzaam beheert, door zijn vissers bijvoorbeeld quota op te leggen, terwijl dezelfde sardienen net over de grens massaal worden opgehaald.’

fishing_460.JPG

Te weinig kennis

De onderzoekers bemonsterden de sardienensoort op vijf plekken langs de noord-zuid-as van het meer in augustus 2016. Uit de vangst van lokale vissers selecteerden ze in totaal 96 sardienen voor de genetische studie.

‘Tijdens het veldwerk bleek de lokale bevolking erg geïnteresseerd om de visbestanden te helpen beschermen, maar het ontbreekt aan essentiële kennis om een goed beheerplan op te stellen’, zegt Els De Keyzer (KU Leuven) die samen met Zoë De Corte (JEMU, het gezamenlijke moleculaire lab van het KBIN en KMMA) de studie uitvoerde. Deze studie, gepubliceerd in BMC Evolutionary Biology, is een eerste stap om publiek en beleidsmakers te informeren. Er zijn nog genetische onderzoeken gepland, evenals een peiling naar hoe lokale vissers over verschillende beschermingsmaatregelen denken.

 

De studie werd gesuperviseerd door CEBioS, het programma voor biodiversiteit en ontwikkelingssamenwerking van het KBIN.