Publications du MRAC
Conjonctures congolaises 2014. Politiques, territoires et ressources naturelles: changements et continuités
C'est surtout dans le champ économique, mais aussi dans ceux de la gouvernance qui sous-tendent ces transformations économiques, que les changements sont réels. Le pays a renoué, après trois décennies d'implosion du secteur formel, avec une croissance économique avérée et soutenue. Une autre première depuis l'indépendance est la stabilité du taux de change depuis plus de sept ans sur un marché des changes libre. En effet, si elle constitue un indicateur que le pays ne s'appauvrit plus par rapport à l'étranger, cela signifie aussi que l'entrée de devises est en équilibre avec les sorties. Et c'est en cela qu'on touche aux caractéristiques du modèle de croissance. Le moteur de cette croissance retrouvée est le secteur minier en pleine effervescence ayant attiré des entreprises internationales de tous bords et origines.
Cette nouvelle convoitise internationale a été le résultat de la libéralisation de l'économie sous l'égide des institutions
financières internationales. Ce modèle a été repris par les instances politiques nationales en élaborant un nouveau code minier et en souscrivant, non sans résistances diverses, à de nouveaux instruments accompagnant cette transformation comme, par exemple, l'Initiative pour la Transparence dans les Industries Extractives (ITIE).
De plus, des progrès ont été accomplis ailleurs. Les réformes dans la paie des salariés de l'État, appuyées par l'UE, via l'introduction du paiement électronique, ont fait grincer des dents maints bénéficiaires dans les filières de paiements manuels des salaires.
D'autres secteurs économiques, dans la communication et la construction, entre autres, ont pris de l'ampleur. Tout cela a fait rebondir le secteur formel dans et autour des grands centres urbains et industriels. Cependant, ces progrès atteignent fort peu le reste de la société, qui demeure encore souvent enclavée et dépourvue de bonnes communications, d'approvisionnement en énergie et d'autres infrastructures publiques. C'est en cela que réside la fragilité du nouveau modèle de croissance. Elle est restée tributaire de la demande étrangère en ressources naturelles avec trop peu de retombées sociales à l'intérieur du pays. Une donnée centrale qui montre à la fois le succès et les limites du renouveau économique est celle de l'emploi. Si, au début du millénaire, à peine 10 % de la population active avait accès au travail salarié (irrégulièrement et mal payé), l'essor économique a eu pour conséquence d'augmenter le nombre de salariés (plus régulièrement et mieux payés) à 30 % de la population active.
Cet essor économique est-il durable et signifie-t-il une rupture permanente avec le passé ? La condition nécessaire pour pouvoir l'affirmer dépendra, comme cela a été amplement documenté et analysé pour maints pays d'Afrique et en RDC en particulier, de son évolution politique. Or celle-ci est justement ce qui pose problème. En effet, en 2014, les perspectives électorales et la fin de mandat de Joseph Kabila en 2016 ont fait la une de l'actualité. Cependant, aucune question essentielle n'a trouvé de réponse. La formation du gouvernement de large cohésion nationale annoncée en octobre 2013 n'est intervenue qu'en décembre 2014, mais l'événement avait déjà perdu sa signification réelle. Dès lors, les tensions, l'instabilité ont envahi la scène politique, créant à terme le risque de chaos.
***
Het gebrek aan diepgang of de oppervlakkigheid van de veranderingen die zich al meer dan tien jaar afspelen in de Democratische Republiek Congo vormen de achtergrond van dit volume. Op bepaalde punten is er een duidelijke breuk met het verleden maar het diep ingewortelde cliëntelistische gedrag op politiek vlak dreigt de vooruitgang te dwarsbomen.
Het is vooral op economisch vlak, maar ook met betrekking tot het beheer dat aan de basis ligt van de economische hervormingen, dat we reële veranderingen waarnemen. Na drie decennia waarin de formele sector is ingestort, geeft het land blijk van een duidelijke, aanhoudende economische groei. Voor het eerst sinds de onafhankelijkheid is ook de wisselkoers al meer dan zeven jaar stabiel gebleven op de vrije wisselmarkt. Dit is een indicator dat het land niet verarmt ten opzichte van het buitenland en tegelijkertijd houdt dit in dat de hoeveelheid deviezen die binnenkomt in evenwicht staat met wat buitengaat. En het is juist hierin dat we de kenmerken van het groeimodel aanraken. De motor van deze herwonnen groei is de bloeiende mijnsector, die van overal internationale ondernemingen heeft aangetrokken.
Deze nieuwe internationale aandacht is het resultaat van de liberalisering van de economie, onder bescherming van de internationale financiële instellingen.
Dit model is overgenomen door de nationale politieke instanties, door een nieuwe mijncode uit te werken en – niet zonder weerstand vanuit verschillende hoeken – nieuwe instrumenten aan te wenden die bij deze verandering horen, zoals het Initiative pour la Transparence dans les Industries Extractives (ITIE), de organisatie die toezicht houdt op de transparantie in de extractieve industrieën.
Vooruitgang valt ook elders waar te nemen. De hervormingen in de uitbetaling van de staatsambtenaren – ondersteund door de EU – via de invoering van de elektronische betaling, hebben verschillende begunstigden in de circuits waar salarissen manueel worden uitbetaald doen knarsetanden.
Andere economische sectoren, onder andere communicatie en bouw, zijn fors gegroeid en dit alles heeft geleid tot een heropleving van de formele sector in en rond de grote stedelijke en industriële centra. Deze vooruitgang is echter nauwelijks waar te nemen in de rest van de maatschappij, die vaak nog geïsoleerd blijft en geen toegang heeft tot goede communicatienetwerken, energievoorzieningen en andere publieke infrastructuur. Net hierin ligt de kwetsbaarheid van dit nieuwe groeimodel. Het blijft aangewezen op de buitenlandse vraag naar natuurlijke hulpbronnen, met te weinig sociale impact binnen het land zelf. Zo toont de tewerkstelling perfect tegelijkertijd het succes en de limieten van de economische heropleving aan. In het begin van het millennium had nauwelijks 10 % van de actieve bevolking toegang tot (onregelmatige en slecht betaalde) loonarbeid. De economische bloei heeft als gevolg gehad dat het aantal loontrekkers (die regelmatiger en beter betaald werden) steeg naar 30% van de actieve bevolking.
Is deze economische heropleving duurzaam en heeft men definitief met het verleden gebroken? Een bevestiging van deze stelling zal, zoals bewijsmateriaal en analyses voor verschillende Afrikaanse landen en de DR Congo in het bijzonder hebben aangetoond, afhangen van de politieke evolutie van het land. En het is juist hier dat het schoentje wringt. In 2014 werden de electorale vooruitzichten en het einde van het mandaat van Joseph Kabila in 2016 breed uitgesmeerd in de media. De essentiële vragen blijven echter onbeantwoord. De regeringsvorming met brede nationale cohesie, aangekondigd in oktober 2013, vond slechts plaats in december 2014, maar op dat moment was de echte betekenis ervan reeds verloren gegaan. Sindsdien zien we spanningen en instabiliteit op de politieke scène, met op termijn een risico op algehele chaos.
***
The question of depth – or lack thereof – in the changes seen in the Democratic Republic of the Congo over the past ten years or so serves as the backdrop for this volume. Certain breaks with the past are evident, but deeply-rooted cronyist behaviour in the political sphere renders such advances fragile.
The economy, as well as the governance underlying such economic reforms, demonstrates the most concrete changes. After three decades of implosion of the formal sector, the country has managed to sustain real economic growth. In another first since independence, the exchange rate has remained stable for more than seven years on the foreign exchange market. It not only serves as an indicator that the country is no longer growing poorer compared with the rest of the world, it also shows that currency inflows and outflows are balanced. Here we see some of the characteristics of the growth model. The engine for this newfound growth is the booming mining industry which has attracted international companies from all directions.
This new interest from abroad was the result of the economy's liberalisation under the aegis of international financial institutions. The model was copied by national political authorities, who drafted a new mining code and – despite resistance from some quarters – adhered to new instruments accompanying this transformation, such as the Extractive Industries Transparency Initiative (EITI).
In addition, progress has been made in other areas. Reforms supported by the EU with regard to the payment of state employee salaries, via the introduction of electronic payment methods, has ruffled the feathers of those benefitting from salary payments made by hand.
Other economic sectors, in communication and construction among others, also took off. All of this has helped the formal sector bounce back in and around major urban and industrial centres. However, such progress has hardly spread to the rest of society, which often still remains isolated and cut off from good communication networks, energy supply, and other public infrastructure – and therein lies the weakness of the new growth model. It remains dependent on foreign demand for natural resources, with very few social benefits inside the country. Employment numbers show both the success and the limits of this economic renewal. At the start of the millennium, barely 10% of the active population had access to (irregular, poorly paid) salaried work. Economic growth has lifted the number of (more regularly and better-paid) salaried workers to 30% of the active population.
Is this economic growth sustainable, and does it signify a permanent break with the past? Affirming this statement depends on the country's political evolution, as has been amply documented and analysed for many other African countries and the DRC in particular. Yet this is precisely where the problem lies. In 2014, the electoral outlook and the end of Joseph Kabila's mandate in 2016 made headlines, but none of the essential questions have been answered. The formation of a government with broad national cohesion, announced in October 2013, only took place in December 2014, but the event had already lost its meaning. Since then, tensions and instability have invaded the political scene, bringing along the risk of chaos.
