Geschiedenis en renovatie

Ontstaan van het museum 

het museumgebouw rond 1910

Het verhaal van het AfricaMuseum begint bij de wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel. Op aansturen van koning Leopold II werd het koloniale luik van de tentoonstelling ondergebracht in het Afrikapaleis (het vroegere Koloniënpaleis) in Tervuren. Onder meer opgezette dieren, bodemstalen, voedingsmiddelen, etnografische en artistieke voorwerpen uit Congo werden in de zalen ondergebracht, naast kunstwerken uit België. In het park werd een Afrikaans dorp ingericht waar overdag Congolese inwoners vertoefden. Zeven Congolezen kwamen er om het leven en zijn naast de kerk van Tervuren begraven

Leopold II zag het museum als uitgelezen promotiemiddel om investeerders en het Belgische volk van zijn koloniale plannen te overtuigen. In 1898 werd de tijdelijke tentoonstelling omgevormd tot het eerste permanente museum in het teken van Congo. Van meet af aan was de instelling zowel museum als wetenschappelijk instituut.

Al vrij snel barstte het Afrikapaleis uit zijn voegen. Leopold II schakelde Charles Girault – de architect van het Parijse Petit Palais – in voor een ambitieus bouwproject. De site zou een gloednieuw Congomuseum krijgen, naast een ‘Ecole Mondiale’, een congrescentrum, een station, Chinese paviljoenen en een sportcomplex. Deze projecten werden gefinancierd met de opbrengsten uit Congo, een kroondomein in privébezit. Leopold II overleed nog voor de werken voltooid waren. Het was zijn opvolger, Albert I, die het museum op 30 april 1910 plechtig opende.

Het museum is meermaals van naam veranderd. De Onafhankelijke Congostaat werd in 1908 Belgisch-Kongo, en het museum veranderde zijn naam naar Museum van Belgisch-Kongo. In 1952 werd het museum bij Koninklijk besluit omgedoopt tot Koninklijk Museum voor Belgisch-Kongo. Na de Congolese onafhankelijkheid werd het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika genoemd en sinds de renovatie is het museum beter bekend als AfricaMuseum.

 

De renovatie

Na vijf jaar renovatie opende het AfricaMuseum op 8 december 2018 opnieuw de deuren. De oude permanente tentoonstelling was achterhaald en de infrastructuur verouderd. De grootste uitdaging van het renovatieproject bestond erin een beeld te schetsen van het hedendaagse,  gedekoloniseerde Afrika in een museumgebouw met een koloniaal verleden.

Voortaan komen de bezoekers het museum binnen via het nieuwe onthaalpaviljoen waar zich balie, shop, restaurant, picknickruimte voor kinderen en vestiaires bevinden.

Via de nieuwe ondergrondse galerij komt de bezoeker terecht in de kelders van het oude gebouw, waar een inleidende tentoonstelling het verleden, heden en toekomstbeeld van de instelling schetst. De binnenkoer van het gebouw werd uitgegraven om ruimte te bieden aan de muziekworkshop, maar ook om het licht in de kelders te laten doordringen.

het nieuwe onthaalpaviljoen

Op de begane grond kunnen de bezoekers via vijf thematische zones de permanente tentoonstelling ontdekken, voornamelijk gewijd aan Centraal-Afrika.

De renovatie van het museumgebouw en de constructie van het nieuwe paviljoen en de ondergrondse galerij werden toevertrouwd aan de tijdelijke vereniging Stéphane Beel Architecten (TV SBA). Het beschermde gebouw werd gerenoveerd en gerestaureerd met respect voor de originele, eind 19e-eeuwse bouwplannen, maar werd uitgerust met de modernste technieken.

 

De scenografie

De scenografie

De totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte werd opgetrokken van 6000 naar 11 000 m²

Niek Kortekaas en Johan Schelfhout stonden in voor de scenografie. Ze zochten naar een evenwicht tussen de gerestaureerde beschermde vitrines en de nieuwe centrale platformen.

 

Installatie van hedendaagse kunst in het museum

Bij de ontwikkeling van de nieuwe permanente tentoonstelling was het evident dat de bezoeker op zijn parcours hedendaagse kunst zou ontdekken.

Een van de doelstellingen van het museum is om kunstenaars uit te nodigen zich de bestaande collecties toe te eigenen, te (her)ontdekken en te interpreteren. De werken die de kunstenaars creëerden met de collecties als uitgangspunt, zijn absoluut een toegevoegde waarde voor de dekolonisering van het museum. Bijzondere aandacht ging uit naar die plekken in het museum die een uitgesproken koloniale sfeer uitademen.

Het is in deze context dat het museum een beroep heeft gedaan op Afrikaanse kunstenaars of kunstenaars van Afrikaanse origine : Aimé Mpane, Freddy Tsimba, Michèle Magema, Aimé Ntakiyica, Méga Mingiedi, Bodys Isek Kingelez, Chéri Samba, J-P Mika, Shula, Sammy Baloji, Chéri Benga, Chéri Chérin, Barly Baruti, Iviart Izamba,Thérèse Kirongozi en Nelson Makengo. 

Kunstwerk door Freddy Tsimba

De grote rotonde

De grote rotonde van het AfricaMuseum symboliseert perfect deze aanpak. Het is een van die plekken die de meeste kritiek en commentaren uitlokt. Bij het conceptualiseren van de renovatie werd onder andere overwogen om de koloniale beelden uit hun nissen in de grote rotonde te halen. De bevoegde diensten voor Onroerend Erfgoed wezen er echter op dat de kunstwerken integraal deel uitmaken van het beschermde gebouw. 

Het AfricaMuseum lanceerde daarop een wedstrijd en richtte zich op Afrikaanse kunstenaars of kunstenaars van Afrikaanse oorsprong om een werk te creëren dat een tegengewicht zou bieden aan de koloniale beelden. De jury selecteerde de Congolese kunstenaar Aimé Mpane, met zijn werk Nouveau souffle ou le Congo bourgeonnant, een monumentaal beeld in opengewerkt hout dat kort voor de heropening van het museum in de grote rotonde werd geplaatst.

Niettegenstaande de verklarende teksten gaven veel bezoekers aan dat de dekoloniale boodschap die het museum wilde meegeven, op deze plaats niet altijd werd begrepen. Een werkgroep van de Verenigde Naties vroeg in februari 2019 nog aan het museum om alle koloniale propaganda achterwege te laten en het geweld en de ongelijkheden van het Belgische koloniale verleden klaar en duidelijk weer te geven.

Naar aanleiding van deze opmerkingen en op uitnodiging van het AfricaMuseum ontwierp Aimé Mpane een tweede beeld voor de grote rotonde. Dit kunstwerk, ook in opengewerkt hout, stelt de Schedel van chef Lusinga voor. Het beeld verwijst naar de raid van de Belgische officier Émile Storms op het dorp van Lusinga in 1884. Tijdens deze expeditie werd het hoofd van de chef afgehakt en nadien naar België meegenomen. Tot 1964 bevond deze schedel zich in het KMMA en werd daarna overgedragen aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. De twee houten beelden staan tegenover elkaar en verwijzen enerzijds naar de dood en het geweld van het verleden en anderzijds naar de waardigheid en de beloften voor de toekomst.

Aimé Mpane vroeg vervolgens aan de Belgische kunstenaar Jean-Pierre Müller om samen met hem de confrontatie aan te gaan met het koloniale beeldenpatrimonium van de rotonde, en met de zware geschiedenis die het belichaamt. Hun project RE/STORE bestaat uit zestien semi-transparante doeken waarop hedendaagse beelden zijn afgedrukt en die op korte afstand van de bestaande beelden werden opgehangen. De overlapping van de beelden creëert een visuele en semantische schok. Een nieuwe lezing van een zware erfenis wordt mogelijk en stelt de historische en ideologische inhoud ervan ter discussie.

de grote rotonde

> Meer info over de grote rotonde