Standpunten van het museum

Een AfricaMuseum in de 21e eeuw?

Tijdens de afgelopen maanden heb ik heel wat personen van Afrikaanse afkomst rondgeleid in het AfricaMuseum, jong en oud. Onderschat niet de emoties die ze voelen onder de koepel van de Grote Rotonde, waar het monogram van Leopold II heel zichtbaar is. De culturele voorwerpen in het AfricaMuseum hebben heel uiteenlopende betekenissen voor elke bezoeker, maar zijn sociaal, cultureel, politiek en spiritueel erfgoed van Afrikaanse volkeren. Het was een vermetele keuze in zo een omgeving een museum voor te bereiden op de 21e eeuw.

Met vallen en opstaan evolueert het AfricaMuseum naar een plek waar iedereen zich welkom voelt. Waar we ons voorheen definieerden als een kenniscentrum leggen we vandaag de nadruk op onze rol als forum, een plek waar diverse perspectieven aan bod komen.

De stereotyperende, racistische beeldvorming die in het Congomuseum werd gecreëerd, met de Luipaardman als meest bekende voorbeeld, willen we ontmaskeren en ontkrachten door inzicht te creëren. De herinrichting en heropening voor het publiek van het Beeldendepot, waarbij we beroep doen op de expertise van een adviesgroep met academici en personen uit de Afrikaanse diaspora, is een project dat nog dit jaar wordt afgewerkt. 

De debatzaal rond hedendaags racisme wordt op prijs gesteld door de bezoekers en we werken hard aan een project om die ruimte nog aantrekkelijker te maken voor het publiek. Dankzij een partnerschap met de Koninklijke Voetbalbond bezoeken voetbalfans die zich schuldig maakten aan racistisch gedrag het AfricaMuseum en stappen ze bij ons buiten met nieuwe inzichten.

Met zijn culturele programmatie trekt het Museum jongeren en personen uit de diaspora aan die voordien nooit zouden overwogen hebben het vroegere Congomuseum binnen te stappen, wat met mijn volle steun werd verwezenlijkt. 

Deze verschuivingen tonen aan dat het Museum een bruggenbouwer wil zijn, een forum waar dialoog en verbinding mogelijk zijn. Dat is het hart van onze nieuwe visie en missie.

Het Africamuseum is ook een academische instelling die wetenschappelijk werk levert over samenlevingen en de natuurlijke omgeving in Afrika ten zuiden van de Sahara. Dankzij de Belgische coöperatie en competitieve bronnen van financiering is de instelling deel van een uitgebreid netwerk van institutionele partnerschappen in meer dan 20 Afrikaanse landen. Deze partnerschappen beogen een evenwichtige, participatieve samenwerking en waar mogelijk co-creatie tussen de teams in het Zuiden en in het Noorden. Dit leidt tot wetenschappelijke publicaties van hoog niveau ondertekend door Afrikaanse onderzoekers als auteur of medeauteur.

Het AfricaMuseum wil een sleutelrol spelen in het verhelderen en onderwijzen van het koloniale verleden van België. De ambitie van het museum is zich niet te beperken tot de geschiedenis van Congo, hoewel de permanente tentoonstelling daar een centrale plaats aan geeft. We willen onze tentoonstellingen verrijken door perspectieven te openen en bredere verbanden te creëren, of het nu gaat om klimaat, geologie, talen, muziek of andere thema's. Hoewel het koloniale verleden en de repercussies daarvan een essentieel onderwerp blijven, omvat onze benadering ook de oude en diverse geschiedenis van Afrika, evenals hedendaagse dynamieken die vaak de staatsgrenzen overschrijdt. 

Het federale wetenschappelijke onderzoek wordt structureel stiefmoederlijk behandeld en ons personeelsbestand is op vijftien jaar tijd met bijna de helft verminderd met een omgekeerde leeftijdspiramide (de helft ouder dan 50), een zeer onvolledig leidinggevend kader en een financieel saneringstraject waardoor een pijler als hedendaagse geschiedenis werd opgedoekt en de middelen voor tentoonstellingen bijna onbestaande zijn. In zo een afbouwscenario en met weinig flexibele federale regelgeving is het aanwerven van jonge, meer diverse medewerkers geen sinecure – reken gemiddeld minstens anderhalf jaar voor een rekrutering. Dankzij een gepassioneerd team en veel creativiteit slagen we er toch in boeiende tentoonstellingen te maken en met onze wetenschappelijke expertise het verschil te maken rond klimaat, gezondheid of natuurlijke risico’s.

Sinds mijn aankomst in Tervuren werden directieraad en wetenschappelijke raad opnieuw samengesteld op een meer diverse basis en hebben we een verjongde communicatiedienst en dat zijn bouwstenen voor verandering. Maar we beantwoorden nog lang niet aan alle verwachtingen. Een structurele relatie met onze stakeholders, waaronder de Afrikaanse diaspora en partners in Afrika, is broodnodig maar vergt eerst en vooral een veilige, vertrouwenwekkende ruimte binnen het Museum zelf. De zaal koloniale geschiedenis zoals hij vandaag bestaat heeft nooit overtuigd, maar het is een gevecht tegen de bierkaai om extra talenten en middelen aan te trekken voor een grondige herziening. Ik bracht tien jaar door in Afrika en dat was een school van geduld, het AfricaMuseum is dat niet minder. Maar ik geloof in ons veranderingsproject, in een dekoloniaal museum over vaak controversiële thema’s die een breed publiek boeien èn maatschappelijke betrokkenheid bevorderen.

Ik kijk alvast uit naar het debat hierrond dat verder onze strategie en functioneren zal blijven voeden. Dat kan ook leiden tot meer participatieve structuren voor het Museum – een taak waarover een volgende federale regering zich kan buigen.

Bart Ouvry, Algemeen Directeur

Hoe staat het museum vandaag de dag tegenover kolonisatie?

Het kolonialisme is een bestuursvorm die gebaseerd is op militaire bezetting, autoritair en racistisch bestuur, en exploitatie. Het museum neemt er dan ook expliciet afstand van. Het neemt zijn verantwoordelijkheid op zich voor de impact die zijn vroegere propaganda voor het kolonialisme heeft gehad op de multiculturele samenleving van nu, en voor de boodschap van westerse morele en intellectuele superioriteit die het in het verleden heeft uitgedragen.

Het museum wil een forum zijn voor opinies en meningen over de historische, actuele en toekomstige relatie met Midden-Afrika. Over koloniale geschiedenis hebben een aantal historici via opinieartikels in de Belgische media een interessante stand van zaken gegeven over het onderzoek naar de koloniale geschiedenis:

Hoe kijkt het museum terug op het bewind tijdens de Onafhankelijke Congostaat?

Van 1885 tot 1908 was koning Leopold II de soevereine vorst van de Onafhankelijke Congostaat. Hij gebruikte het gebied als een kapitalistisch wingewest. Vooral de exploitatie van rubber en ivoor ging gepaard met buitensporig geweld. Veroveringsoorlogen, uitbuiting, gedwongen tewerkstelling, strafexpedities, bevolkingsverplaatsingen, de ontwrichting van de landbouw, epidemieën en de introductie van voorheen onbekende ziektes hebben massaal veel Congolezen het leven gekost. Bovendien is het geboortecijfer sterk gedaald. Bij gebrek aan precieze gegevens is het erg moeilijk uit te maken hoeveel slachtoffers de Onafhankelijke Congostaat gemaakt heeft, maar het totale bevolkingsdeficit loopt op tot vele honderdduizenden, en volgens recente schattingen van Belgische en Congolese historici wellicht zelfs enkele miljoenen. Sommigen hebben het zelfs over een derde van de totale bevolking.

Hoe staat het museum tegenover de teruggave van Afrikaans cultureel erfgoed?

Het KMMA is niet altijd de morele of legitieme eigenaar van de collecties die bewaard zijn in Tervuren. Een deel van de collecties werd verworven tijdens de koloniale periode, in een context van geweld, onrechtvaardigheid en ongelijke machtsverhoudingen, in het bijzonder tijdens de periode van de Onafhankelijke Congostaat tussen 1885 en 1908.

Sinds vele jaren is het KMMA op een actieve en transparante manier betrokken bij de debatten over de teruggave van Afrikaans cultureel erfgoed en bij de dialoog met de betrokken actoren.

Juridisch gezien zijn de collecties van het KMMA echter eigendom van de federale staat. Daarom kan een beslissing over hun eigendom niet worden genomen door het museum zelf, maar enkel door de federale staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, binnen een strikt wettelijk kader, en met goedkeuring van het parlement.

In juli 2022 keurde het Federaal Parlement een wetsontwerp goed “tot erkenning van de vervreemdbaarheid van goederen die verband houden met het koloniale verleden van de Belgische staat en tot vaststelling van een juridisch kader voor hun restitutie en teruggave”. De wet bepaalt dat restitutie en teruggave van een goed alleen kunnen plaatsvinden ter uitvoering van een verdrag tussen de Belgische staat en de staat van herkomst. Besprekingen rond het bilaterale verdrag zijn momenteel lopend tussen de Congolese regering en de Belgische staat. Verzoeken om restitutie van voorwerpen van Congolese oorsprong zouden volgens het bilaterale verdrag worden voorgelegd aan een gemengde, paritair samengestelde Congolees-Belgische commissie, die de herkomst van de betreffende objecten zou onderzoeken. Deze commissie zou bestaan uit acht leden, waarvan vier door de DR Congo en vier door België zouden worden benoemd.

Het KMMA geeft prioriteit aan herkomstonderzoek, waarbij de manier waarop voorwerpen werden verworven grondig wordt onderzocht. Een vierjarig onderzoeksproject, gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid, heeft tot doel de herkomst te bestuderen van voorwerpen uit de etnografische collecties van het KMMA. Het project is in september 2022 van start gegaan en vier onderzoekers werden voor het project aangeworven. Het project wordt uitgevoerd in co-creatie met het Institut des Musées nationaux du Congo (IMNC). Afrikaanse wetenschappers zullen bij dit onderzoek betrokken worden.

Het KMMA heeft in 2021 ook een herkomstparcours door de museumzalen gelanceerd. Deze rondleiding op smartphone zet objecten met een uiteenlopende herkomst in de kijker. Het KMMA heeft dit parcours ontwikkeld om de resultaten van het herkomstonderzoek te delen met zijn bezoekers. Bovendien publiceert het KMMA regelmatig artikels op zijn website die uitgebreidere informatie en context bieden over de herkomst van de voorwerpen die in het herkomstparcours worden voorgesteld.

Meer info:

Zijn er menselijke resten in de collecties van het museum?

Het KMMA bewaart twee gemummificeerde mensen, die in 1919 via het ministerie van Koloniën in de museumcollectie zijn beland. In 2004 werden ze voor het eerst onderzocht. De onderzoekers wisten te achterhalen dat het vermoedelijk om herders uit de Kivuregio ging. In 2020 werd een vondst gedaan in de Afrika-archieven van het Rijksarchief met een exacte beschrijving van de plaats waar ze gevonden werden.

> Meer info over de herkomst van de twee gemummificeerde mensen

In 1964 werd de afdeling fysische antropologie van het museum opgeheven. De meeste schedels en andere menselijke resten die er werden bewaard, zijn toen overgebracht naar het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Daar bevinden ze zich nog steeds. Enkele menselijke resten, die oorspronkelijk deel uitmaakten van de collectie van deze afdeling, zoals de twee gemummificeerde mensen, maar ook prins Kapampa, bevinden zich nog in het KMMA. De schedel van deze prins werd samen met die van Chef Lusinga Iwa N’Gombe meegenomen door Kapitein Emile Storms (1848-1918).

Verder bewaart het museum ook etnografische voorwerpen waarin menselijke resten verwerkt werden door hun makers. Het gaat bijvoorbeeld om muziekinstrumenten waarvan de klankkast bestaat uit een schedeldak, en een hoorn waarop een stuk kaakbeen is bevestigd.

Samen met zes andere musea en universiteiten startte het KMMA het project HOME (Human Remains Origin(s) Multidisciplinary Evaluation) om de historische, wetenschappelijke en ethische achtergrond van de menselijke resten in Belgische verzamelingen grondig te evalueren. Doel is om het beleid en belanghebbenden te informeren over de mogelijke eindbestemmingen van de menselijke resten.

Wat is het ‘Charte de l’impérialisme’?

Op sociale netwerken circuleert al een hele tijd een ‘Charte de l’impérialisme’, ook wel ‘Handvest van slavernij’ genoemd. Volgens sommige auteurs en internetgebruikers zou het AfricaMuseum beschikken over dat ‘vertrouwelijke’ document. Het gaat echter om een hoax.

Het handvest werd naar verluidt opgesteld in Washington ten tijde van de slavernij. Tijdens de conferentie van Berlijn, in 1885, zouden de westerse mogendheden er discreet over onderhandeld hebben. Na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog zouden ze het document nogmaals hebben besproken. In het handvest zouden de westerse landen zich verbonden hebben ‘tot de uitbuiting van de arme landen en de afslachting van hun inwoners’. Ze zouden ook besloten hebben dat ‘hun leiders nooit vervolgd zullen worden voor alle misdaden die ze overal ter wereld plegen’.

Het document doet echter heel wat vragen rijzen. Het is anoniem: noch de auteurs, noch de precieze herkomst ervan zijn bekend. Het is niet origineel: er zijn alleen afschriften van verspreid. Een handvest is een officieel document, dat in principe pas rechtsgeldig is als het door één of meer mensen ondertekend is; dat is hier niet het geval. Bovendien zou er meermaals en op verschillende plaatsen over het handvest zijn onderhandeld. Er zouden dus varianten van de originele tekst moeten bestaan in de archieven van de betrokken landen of instellingen, maar ook dat is niet zo. Geen enkele beroepshistoricus heeft ooit melding gemaakt van het document. Het is bovendien verrassend dat een zogenaamd ten tijde van de slavenhandel geschreven document pas in de 21ste eeuw opduikt...

Ook de inhoud van het document is problematisch. Het bevat tal van onwaarschijnlijkheden, anachronismen en zinsconstructies die niet gebruikelijk zijn in protocollaire, diplomatieke taal. Enkele voorbeelden: het begrip ‘derde wereld’, dat vaak in de tekst terugkeert, werd pas in 1952 door de Franse demograaf en economist Albert Sauvy in het leven geroepen; het concept ‘genocide’, dat eveneens in de tekst voorkomt, werd pas in 1943 voor het eerst gebruikt door de Poolse advocaat Raphael Lemkin; en ook de termen ‘economische ontwikkelingshulp’, ‘massavernietigingswapens’ en ‘leaders’ werden niet vóór de tweede helft van de 20ste eeuw gebruikt. Bovendien spreekt uit het handvest een veralgemenende, zelfs simplistische visie die lijkt voort te spruiten uit een radicale, wraakzuchtige vijandigheid ten aanzien van ‘het Westen’. Het doel ervan blijft onduidelijk.

Het document, dat door sommigen schromelijk misbruikt wordt om onrust te zaaien bij slecht geïnformeerde mensen, is dus nep, of fake news. Het past in de hoek van de complottheorieën en is gebaseerd op andere fictieve documenten, zoals de Protocollen van de wijzen van Sion, een beruchte antisemitische vervalsing uit het begin van de 20ste eeuw. Het is overigens niet het enige nepdocument over de beginjaren van het kolonialisme dat op het internet te vinden is. Zo circuleert er sinds enkele jaren een soortgelijke tekst, met als titel Discours du Roi Léopold II à l'arrivée des premiers missionnaires au Congo en 1883.

Het is dan ook compleet ongeloofwaardig te denken dat het AfricaMuseum over een dergelijk document zou beschikken. Geen enkele inventaris maakt er melding van. De in het museum bewaarde historische archieven kunnen online of op eenvoudige aanvraag geraadpleegd worden.

Black Lives Matter

Statement van het museum, 11/06/2020

Het AfricaMuseum heeft op 3 juni zijn steun aan de #BlackLivesMatter-beweging aangekondigd bij de museumingang en op social media. Het museum is in 1898 opgericht als wetenschappelijke  instelling voor de verspreiding van koloniale propaganda en ondersteuning van koloniale activiteiten van  België. Het museum heeft lang een boodschap van westerse suprematie uitgedragen die diep geworteld was in racisme. We erkennen dit en we zien de strijd tegen racisme als een onderdeel van ons dekolonisatieproces. We beschouwen kolonialisme als een immorele bestuursvorm die gebaseerd is op militaire bezetting van een land, autoritair en racistisch bestuur, en exploitatie van de rijkdommen van een land ten bate van de kolonisator.

Meteen na onze post hebben enkele activisten ons bericht tot steun aan de #BlackLivesMatter-beweging veroordeeld, omdat ze het hypocriet vonden. Sommigen vonden zelfs dat we ons een strijd toe-eigenden die niet de onze was. Dat was uiteraard niet onze bedoeling. We betreuren dat deze actie sommige mensen heeft beledigd.

We zijn ons er terdege van bewust dat het museum, door zijn geschiedenis, in België en Europa een belangrijke rol heeft gespeeld in het creëren van vooroordelen over Afrikanen. We zijn ervan overtuigd dat het museum vandaag  een immens potentieel heeft als bewustmakingsinstrument en als forum voor het debat over fundamentele thema's in onze samenleving, zoals de koloniale geschiedenis of racisme en zijn wortels in de koloniale propaganda. Deze onderwerpen zijn belangrijke thema's in onze permanente tentoonstelling, en komen regelmatig aan bod in evenementen die het museum organiseert.

We zijn ons er ook van bewust dat het museum objecten in zijn collecties bewaart waarvan het niet de morele eigenaar is. Een deel van de collecties van het museum is verworven in een context van geweld, onrecht en ongelijke verhoudingen, vooral tijdens de periode van de Onafhankelijke Congostaat. Dit verhaal wordt ook verteld in onze permanente tentoonstelling en we nemen actief deel aan de lopende debatten over de teruggave van Afrikaans cultureel erfgoed en aan een dialoog met betrokken Afrikaanse actoren. We gaan een open en constructieve dialoog aan met vertegenwoordigers uit het museumveld en met Belgische en Afrikaanse autoriteiten, alsook met Belgen van Afrikaanse origine. Het wettelijke kader voor restitutie is transparant en wordt toegelicht op onze website. In dit kader hebben we ook een residentieprogramma opgezet voor onafhankelijke Afrikaanse wetenschappers om onderzoek te doen naar de omstandigheden waarin deze collecties zijn verworven. Het KMMA heeft ook een strikte ethische code voor het organiseren van evenementen.

We willen er verder ook op wijzen dat de beeldengroep met het borstbeeld van Leopold II in het park bij het museum niet onder onze bevoegdheid valt, maar onder het parkbeheer. Het museum is niettemin al sinds het begin van de 21ste eeuw bezig met een dekoloniseringsproces. Voor de standbeelden van omstreden figuren uit de koloniale periode, waaronder die van Leopold II, lijkt het ons van essentieel belang om ze te contextualiseren. In die context moedigen we lokale besturen aan in dialoog te gaan met de mensen voor wie deze standbeelden een sterk, pijnlijk symbool van het koloniale tijdperk zijn. Het museum neemt daarom ook het initiatief om samen met de betrokken instanties de toekomst van de beeldengroep in het park en van andere koloniale representaties in de gemeente Tervuren te bespreken.

We hopen dat deze boodschap onze steun aan de antiracismebeweging duidelijk maakt en we betreuren dat we mensen hebben gekwetst met sommige van onze berichten.