De Yeke en de Congo Vrijstaat: tussen confrontatie en samenwerking

Op het einde van de 19de eeuw probeerden verschillende Europeanen die voor Leopold II werkten het gebied van de Yeke, een bevolking van het huidige Katanga, te veroveren. Door de relaties tussen kolonisatoren en de Yeke te analyseren, kunnen we heel wat stereotypen en misvattingen over de geschiedenis van Afrika en kolonisatie – denkbeelden die vandaag nog steeds bestaan – deconstrueren.

Portret van Msiri. Bron: https://kingmsiri.com/

Yeke en Sanga, een conflictueuze geschiedenis

Hoewel de Yeke nu in Katanga (DR Congo) leven, komen ze oorspronkelijk verder uit het oosten, in het huidige Tanzania. Daar heetten ze Unyamwezi, en verhandelden ivoor, koper en slaven met de Arabo-Swahili. De Arabo-Swahili onderhielden al eeuwenlang handelsbetrekkingen over de Indische Oceaan.

Rond 1850 migreerde een deel van de Unyamwezi naar een gebied ten westen van het Tanganyikameer, waar ze Yeke heetten. Hun aankomst ging gepaard met conflicten met de Sanga en andere bevolkingsgroepen die al in het gebied woonden. 

Onder koning Msiri hebben de Yeke een rijk ter grootte van Frankrijk gevestigd, met Bunkeya als hoofdstad. Ze hadden grote voorraden ivoor en controle over de koper- en zoutmijnen.

Land en grondstoffen waren fel gegeerd bij meerdere bevolkingsgroepen, wat resulteerde in gewapende conflicten, met name tussen Yeke en Sanga. Msiri beschouwde het land van de Sanga als zijn eigendom, met een guerrillaoorlog tot gevolg. De Sangadorpen werden aangevallen, onder meer onder het bevel van Mukanda Bantu, de zoon van Msiri. Als reactie daarop blokkeerden de Sangaleiders handelskonvooien van buskruit en andere goederen uit Angola en de Atlantische kust. Mukanda Bantu slaagde erin deze handelsroutes te herstellen, maar de handelaars waren bang om naar Bunkeya te reizen.

Door te kijken naar de relaties tussen de Yeke en Sanga, nog voor de komst van de Belgische kolonisator, wordt duidelijk dat een aantal stereotypen over de geschiedenis van het Afrikaanse continent onwaar zijn:

  • Er waren machtige politieke en economische structuren in Afrika aanwezig. Afrikanen leefden dus niet als ‘stammen’ in ‘hutten’, onafhankelijk van elkaar.
  • Net als de Europeanen heeft de bevolking van Centraal-Afrika zich, vaak over grote afstanden, verplaatst en onderhield grote handelsroutes, zowel naar de Atlantische kust als naar de Indische Oceaan. Europese goederen waren al voor de komst van de Belgen in Centraal-Afrika aanwezig. Eén van de vrouwen van Msiri was overigens Maria de Fonseca, dochter van de Portugese handelaar Lourenço Souza Coïmbra. De Belgische 'pioniers' liepen tijdens hun 'verkenningen' niet dwars doorheen het ‘oerwoud’. Ze gebruikten de eeuwenoude handelsroutes.
  • De bodem en de voorraden werden al lang voor de komst van de Europeanen geëxploiteerd. De Europeanen hebben de bodemrijkdommen dus niet ‘ontdekt’. Zo werden er bijvoorbeeld al metalen als ijzer of koper ontgonnen en bewerkt.
  • De rijkdommen waren al vóór de komst van de Europeanen gegeerd en het voorwerp van gewapende conflicten. Msiri stond bekend om zijn geweld tegen zijn vijanden, die hij levend liet begraven tot aan hun nek in de buurt van agressieve mieren. Zijn fort in Bunkeya was omringd door houten palen waarop hij de hoofden van zijn vijanden spiesde. 
  • Het Tanganyikameer – nu de grens tussen de DRC en Tanzania – was geen fysieke barrière, maar eerder een zone van contact en uitwisseling. De scheiding tussen Centraal- en Oost-Afrika is dus een fictieve grens die door de kolonisatoren is gecreëerd.
  • Tenslotte bestaat ‘de Afrikaan’ of ‘Afrikaanse cultuur’ niet. Afrika bestaat uit vele heterogene samenlevingen.

De macht van Msiri tegenover de Congo Vrijstaat

In tegenstelling tot wat algemeen wordt gedacht, werd de Congo Vrijstaat van Leopold II niet erkend op de Conferentie van Berlijn van 1884-1885. De oprichting ervan was het resultaat van bilaterale overeenkomsten, onder andere tussen de Verenigde Staten en de Congo Vrijstaat in 1884. De Belgische Kamer en Senaat hebben de Congo Vrijstaat pas na de Conferentie van Berlijn erkend.

De oprichting van de Congo Vrijstaat vond plaats zonder de instemming van de Afrikaanse leiders. Bijgevolg moest het grondgebied militair veroverd worden en daarom werden in het begin vooral militairen gestuurd om de regio te ‘pacificeren’. In 1885 werd ook de Force Publique (een strijdkracht bestaande uit ‘inheemse volkeren’, die de functies van politie en leger van de Congo Vrijstaat uitoefende) opgericht.

Het graf van Msiri in Bunkeya.

In 1889 stuurde Leopold II Paul Le Marinel, een soldaat in dienst van de Congo Vrijstaat, naar Katanga met de opdracht een overeenkomst tussen Msiri en de Congo Vrijstaat te laten ondertekenen. Msiri moest zich onderwerpen aan de kolonisator, een inventarisatie maken van de economische rijkdom en de oprichting van een koloniale post in Bunkeya dulden.

Na een lange reis die veel dragers en soldaten het leven kostte, bereikte Le Marinel op 18 april 1891 Bunkeya. De komst van meer dan 300 dragers en Haoussa soldaten uit West-Afrika maakte een sterke indruk op de Yeke. Op dezelfde dag ontplofte echter een voorraad buskruit waarbij vele doden vielen. De ontploffing heeft de Europese militaire macht aanzienlijk verzwakt, waardoor Msiri zich in een sterke onderhandelingspositie bevond.

Na maanden van onderhandelingen weigerde Msiri zich te onderwerpen aan de Congo Vrijstaat. Hij weigerde ook de oprichting van een koloniale post in Bunkeya, maar gaf toestemming voor de oprichting van een post in de buurt van de Lofoi rivier, zo'n 60 km verwijderd van Bunkeya, een afstand die onmogelijk in één dag te overbruggen was, wat Msiri een strategisch voordeel gaf. Bovendien wist Msiri dat dit gebied regelmatig overstroomde en dus geteisterd werd door muggen en malaria. Hij beloofde de hoofdstad daarheen te verplaatsen en handel te drijven met de Europeanen, wat hij nooit heeft gedaan. Msiri vroeg de Belgen ook om wapens en munitie om de ‘Arabieren’ te bestrijden, hoewel hij vooral hoopte de Sanga te kunnen verslaan met de hulp van de Europeanen.

Toen Paul Le Marinel in juni 1891 Bunkeya verliet, had Msiri nog steeds de controle over de regio. De huizen die de Belgen in de buurt van de Lofoi bouwden, liepen regelmatig onder.

Enkele maanden later, in oktober 1891, arriveerde Alexandre Delcommune in Bunkeya na een reis van 15 maanden, die opnieuw veel slachtoffers maakte. Msiri weigerde zich nog steeds te onderwerpen aan de kolonisator. Na een paar weken verliet Delcommune Bunkeya met lege handen.

Het einde van Msiri

Pas eind 1891 verloor Msiri voorgoed de macht. William G. Stairs en Omer Bodson, die in mei 1891 door Leopold II werden ontvangen, kwamen op 14 december van dat jaar in Bunkeya aan, vergezeld van Joseph A. Moloney, Markies de Bonchamps en Thomas Robinson.

Slechts enkele dagen later, op 20 december, brak er een gewapend conflict uit, waarbij Msiri en zijn zoon Masuka werden gedood. Bodson werd ernstig gewond en stierf kort daarna. Stairs liet Msiri onthoofden en spiesde zijn hoofd op een paal, zoals Msiri dat deed met zijn eigen vijanden. Grote voorraden ivoor, koper, goud, wapens, zout, textiel, enz. werden in beslag genomen. Het fort van Msiri werd vernietigd en het materiaal werd hergebruikt voor de bouw van 'Fort Bunkéia'. Op 30 december werd de vlag van de Congo Vrijstaat gehesen in Bunkeya.

Het hoofd van Msiri werd meegenomen door Stairs en de overige leden van de expeditie, op weg naar Europa. De dragers geloofden echter dat het hoofd nog steeds sprak en de dood van velen van hen veroorzaakte. Msiri's hoofd werd dan ook achtergelaten vooraleer ze de kust bereikten.

De omstandigheden waarin Msiri, zijn zoon Masuka en Bodson het leven lieten, verschillen sterk naar gelang de bron. Stairs en de Bonchamps – die ter plekke waren maar geen ooggetuigen waren – verheerlijken Bodson en beweren dat Msiri de aanval als eerste zou hebben ingezet. De details van hun verhalen lopen echter uiteen. Omgekeerd vertellen de nakomelingen van Msiri vandaag de dag nog steeds met grote nauwkeurigheid hoe Bodson Msiri – die ongewapend was – neerschoot in de rug, omdat hij weigerde Bodson te volgen. Masuka zou vervolgens Bodson hebben neergeschoten. de Bonchamps zou daarop Masuka hebben gedood.

In deze video vertelt Marcel Mukanda Bantu, achterkleinzoon van Mukanda Bantu, hoe Msiri en Bodson om het leven zijn gekomen:

Mukanda Bantu: samenwerking of verzet?

Mukanda Bantu, gefotografeerd in juni 1899 in Litupisha door François Michel, fotograaf van de expeditie van Charles Lemaire. KMMA Collectie, AP.0.0.1259, KMMA Tervuren ©

De opvolger van Msiri, zijn zoon Mukanda Bantu, onderwierp zich uiteindelijk aan het koloniale bewind, al beweerde hijzelf van niet. Hij verliet Bunkeya en verhuisde naar Litupisha, dichter bij de koloniale post. De samenwerking tussen de Belgen en Yeke had tot gevolg dat andere bevolkingsgroepen weigerden met de Yeke samen te werken. Het feit dat ze samenwerkten met de Belgen maakte de Yeke ook hun vijanden. In samenwerking met Mukanda Bantu voerden de Belgen vele aanvallen uit, onder meer op de Sanga. Afrikanen die weigerden tegen andere Afrikanen te vechten, werden terechtgesteld.

Mukanda Bantu keerde uiteindelijk terug naar Bunkeya, waar hij voor zijn diensten werd beloond met zekere controle over een gebied. Hij stierf in 1910, mogelijk aan de slaapziekte, ondanks behandeling door Belgische dokters. Zijn bondgenoten beweren dat hij vergiftigd werd, omwille van zijn verzet tegen de Belgen. Zo zou hij altijd geweigerd hebben de vlag van de Congo Vrijstaat in Litupisha te hijsen.

Ook in dit verhaal wordt een aantal belangrijke elementen belicht:

  • De kolonisatie ging gepaard met extreem geweld: doden door de gevechten, doden door dwangarbeid, vernieling van dorpen en plantages, ziekten, onthoofdingen, transport van menselijke resten naar Europa, enz.
  • Afrikanen waren geen passieve slachtoffers. Msiri bleef aan de macht en handhaafde elke koloniale post buiten Bunkeya tot 6 jaar na de Conferentie van Berlijn.
  • De oprichting van de Congo Vrijstaat in 1885 betekende niet dat Leopold II controle had over zijn kolonie. In sommige gebieden duurde het verzet tot het einde van de kolonisatie.
  • Kolonisatie was niet alleen een conflict tussen Europeanen en Afrikanen. Er bestonden verschillende allianties, die elkaar gebruikten om hun vijanden te bestrijden. 
  • En natuurlijk hebben de Europeanen Afrika niet ‘ontdekt’. Het continent was al bevolkt, en aangezien het de bakermat van de mensheid is, waren het eerder de Afrikanen die Europa ontdekten.

Deze bijdrage is volledig gebaseerd op een artikel van Maarten Couttenier, historicus van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika:

Couttenier, M. 2018. ‘Afrikaanse geschiedenis en kolonisatie vanuit een contrapuntisch perspectief: de confrontatie en samenwerking tussen Yeke en de Congo Vrijstaat’. In: Maarten Couttenier, Nicolas Standaert & Karel Van Nieuwenhuyse (eds), Eurocentrisch denken voorbij. Interculturele perspectieven in geschiedenisonderwijs. Series ‘Historisch denken’. Leuven : Universitaire Pers Leuven, pp. 77-108.