Paul Panda Farnana, een Congolese nationalist en panafrikanist

Tot 6 maart 2022 loopt in het museum de tentoonstelling Mensentuin. Koloniale tentoonstellingen wereldwijd. De expo heeft o.a. aandacht voor een belangrijke Congolese man: Paul Panda Farnana. Hij speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van de Democratische Republiek Congo. Farnana was een Congolees agronoom, nationalist en panafrikanist. Hij legde mee de basis voor het Congolese nationalisme dat uiteindelijk zal leiden tot de onafhankelijkheid. Ook gebruikte Farnana zijn positie om te strijden tegen de onrechtvaardigheden waarmee de Congolezen onder het koloniale bewind werden geconfronteerd.

Als kind naar België

Paul Panda Farnana M’Fumu werd in 1888 geboren in Nzemba, dicht bij Moanda in de in de huidige provincie Kongo Central. Het woord mfumu betekent chef in het Kikongo. Dit kan ook afgeleid worden uit zijn afkomst. Hij was immers de zoon van Nsengo en Luizi Fernando, chef médaillé van het dorp Nzemba. Chefs die meewerkten met het koloniaal bestuur werden zo genoemd wegens de medaille die zij daarvoor in ruil kregen.

In 1895 nam Jules Derscheid, directeur van een handelsfirma in Boma, Paul Panda Farnana als ‘boy’ of jonge huishoudhulp mee naar België. Toen Derscheid stierf, werd de voogdij van Panda Farnana overgedragen aan zijn zus Louise in Brussel. Zij was een ongehuwde muzikante en gaf pianolessen. Louise Derscheid stuurde Farnana naar het secundair onderwijs in het Koninklijk Atheneum van Elsene.

Met succes legde Farnana in 1904 een toelatingsexamen af en schreef zich in de tuinbouw- en landbouwschool in Vilvoorde. Daar behaalde hij in 1907 met grote onderscheiding zijn diploma. Paul Panda Farnana werd zo de eerste Congolees die in België een diploma hoger onderwijs behaalde. Daarnaast volgde hij nog een landbouwopleiding in de École supérieure de Nogent-sur-Marne, in de buurt van Parijs. Vervolgens bezocht Paul Panda Farnana de École supérieure commerciale et consulaire in Bergen, waar hij zijn kennis van het Engels verdiepte.

Terug naar Congo

In 1909, een jaar nadat de Onafhankelijke Congostaat van Leopold II een Belgische kolonie was geworden, werd Farnana als landbouwspecialist in dienst genomen door de Belgische koloniale regering. Hij keerde in datzelfde jaar terug naar Congo, waar hij verbonden was aan de botanische tuin van Eala in de Evenaarsprovincie, waar hij ook les gaf. Hij nam ook later tijdelijk de functie aan van districtshoofd in Bas-Congo. Daar werd hij gediscrimineerd omwille van zijn huidskleur. Farnana werd geconfronteerd met segregatie, dwangarbeid en geweld tegenover zijn landgenoten.

Afrikaanse soldaten in de oorlog

Wanneer in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, bevindt Farnana zich in België. In die tijd stond nagenoeg heel Afrika onder Europese overheersing en werd op beide continenten gevochten. Tussen 1914 en 1918 werden in Europa Afrikaanse soldaten gedwongen ingezet om te vechten voor hun koloniale meesters. De Fransen en Britten zonden honderdduizenden Afrikaanse en Aziatische soldaten naar Europa. Ze vochten vaak in de voorste linies, waardoor weinig van hen het front overleefden.

In tegenstelling tot deze twee Europese landen weigerden de Belgen dit te doen. De beslissing kwam niet voort uit menselijke bezorgdheid, noch uit scepticisme over de gevechtskwaliteiten van het koloniale leger, de Force publique. Zij waren veeleer bang voor de gevolgen op lange termijn van de aanwezigheid van Congolese soldaten in België.

Volgens de heersende zienswijze in Europa dat witte individuen superieur waren en zwarten inferieur, werd het kolonialisme immers gelegitimeerd als een missie om de Afrikaanse bevolking te ‘beschaven’. In dat opzicht vreesde de Belgische autoriteit ervoor dat de aanwezigheid van Congolese soldaten in België de prestigieuze status van de witte man zou kunnen aantasten. Daarnaast bestond de vrees voor seksuele relaties tussen zwarte soldaten en witte vrouwen.

Soldaat en krijgsgevangene

In de periode van de Eerste Wereldoorlog waren niettemin al een aantal Congolezen in België aanwezig. Ze kwamen er meestal als ‘boy’ of als matroos. Deze Congolezen werden echter geenszins als Belgische burgers beschouwd: zij kregen niet de mogelijkheid om te stemmen en mochten geen deel uitmaken van het Belgische leger. Dit laatste zal veranderen met een nieuw decreet.

Op 5 augustus 1914 werd bij Koninklijk Besluit het corps des volontaires congolais opgericht, waardoor Congolezen zich konden aansluiten bij het leger. Tweeëndertig1 Congolezen hadden zich aangesloten en vochten in Namen, Antwerpen en aan de IJzer. Sommigen overleefden de oorlog, al dan niet in goede gezondheid, anderen stierven. Eén van die vrijwilligers was Paul Panda Farnana. Hij nam deel aan de verdediging van Namen. Daar werd hij gevangengenomen door Duitsers, samen met Joseph Adipanga en Albert Kudjabo. Ze werden overgebracht naar Duitsland. Adipanga wist te ontsnappen. Farnana en Kudjabo bleven achter in het krijgsgevangenkamp tot het einde van de oorlog. Deze jaren in gevangenschap waren getekend door dwangarbeid, ziekte en vernedering.

De Eerste Wereldoorlog werd ook in Congo gevoeld door de Congolese bevolking. Ze werd gedwongen om meer koper, kobalt, rubber en katoen te produceren voor de geallieerden in Europa. Het decreet van 1917, onderdeel van de geallieerde oorlogsinspanning, verplichtte de Congolese bevolking om exportteelten te planten, te bewerken en te oogsten.

Doorgaans besteedde België weinig tot geen aandacht aan de bijdrage die de Congolezen in oorlogstijd leverden als arbeiders of soldaten. Hierdoor begonnen sommige Congolezen verbittering te koesteren tegenover de Belgische overheersers voor wie zij hun leven hadden gewaagd. Ook groeide er bij sommige Congolezen het bewustzijn van een nationale gemeenschap.

De opkomst van het panafrikanisme

Het panafrikanisme, dat zijn opkomst kent in het begin van de twintigste eeuw, zal een weerslag hebben op het leven van Paul Panda Farnana. Deze beweging heeft een zekere invloed gehad op zijn denkbeelden, zijn ideologische keuzes en zijn daden. Het fundament van het panafrikanisme komt voort uit de anti-slavernijbeweging in de Verenigde Staten en het Caraïbisch gebied. De beweging is gebaseerd op het idee dat alle bevolkingsgroepen van Afrikaanse afkomst, zowel op het continent als in de diaspora, verenigd moeten zijn om zich te ontwikkelen en te bevrijden van het kolonialisme.

In 1919 nam Farnana deel aan het eerste Pan-Afrikaanse Congres dat in Parijs werd georganiseerd op initiatief van William Edward Burghardt Du Bois en Blaise Diagne, de eerste zwart-Afrikaanse afgevaardigde die in 1914 in de Franse Nationale Assemblee werd verkozen. Du Bois, een Afrikaans-Amerikaanse mensenrechtenactivist, historicus, socioloog en academicus, wordt beschouwd als de vader van het panafrikanisme. In de nasleep van dit congres richtte Panda Farnana samen met enkele andere Congolezen, veelal oorlogsveteranen, de eerste Congolese vereniging in België op: Union Congolaise. Deze organisatie werd beschreven als een “vereniging voor wederzijdse hulp en morele ontwikkeling van het Congolese ras”.

De Union Congolaise focuste zich niet enkel op sociale en culturele aspecten. De unie had ook een duidelijk uitgesproken politieke agenda en pleitte onder andere voor meer inspraak van de Congolezen in het koloniaal bestuur, voor het terugdringen van dwangarbeid en voor de verbetering van het onderwijs. Ook ijverden zij voor een betere erkenning van de Congolese veteranen van de Eerste Wereldoorlog.

In een brief die in de archieven van het AfricaMuseum wordt bewaard, verzoekt Paul Panda Farnana de Belg Alexandre Delcommune om steun. Delcommune was een koloniaal die betrokken was bij verschillende koloniale financiële ondernemingen waardoor hij goede connecties had. In deze brief betoogt Panda een school te willen oprichten om het algemeen onderwijs van de Congolezen te verbeteren. De brief dateert uit dezelfde periode als de oprichting van de Union Congolaise.

Hoewel deze vereniging een onmiskenbaar politiek karakter had, werd de oprichting ervan niet verhinderd. Ze stond wel onder bescherming van Louis Franck, de liberale minister van de Koloniën, en Emile Vandervelde, socialistisch leider en minister van Justitie. De Pan-Afrikaanse congressen, vooral in die vroege periode, werden plaatsen voor het definiëren van doelen en een visie voor Afrika. Hierbij waren de belangrijkste thema’s de strijd voor rassengelijkheid, de politieke autonomie van het Afrikaanse continent, het recht op zelfbestuur en de erkenning van bevolkingsgroepen van Afrikaanse origine als gelijkwaardige burgers van de wereld. Dit zijn allemaal kwesties waarvoor Paul Panda Farnana heeft gevochten.

Een strijd tegen het koloniaal bestuur

Van 18 tot 20 september 1920 werd het eerste Nationaal Koloniaal Congres opgericht door het Belgische parlement. Deze bijeenkomst vond plaats in Brussel en werd georganiseerd om koloniale kwesties te bespreken. Opmerkelijk is dat Farnana de enige Congolees was die uitgenodigd werd om het woord te nemen voor koloniale, kerkelijke en burgerlijke persoonlijkheden. Bij deze gelegenheid sprak hij als woordvoerder van de Congolese bevolking. Farnana pleitte voor de politieke participatie van Congolezen in het koloniaal bestuur. Ook drong hij aan op betere lonen en toegang tot onderwijs voor de Congolese gemeenschap. Hij ijverde daarnaast ook voor een gelijke behandeling en gelijke kansen voor alle Afrikanen. 

Een jaar later vond het Tweede Pan-Afrikaanse Congres plaats in Londen en Brussel. Farnana organiseerde dit evenement samen met Blaise Diagne, W.E.B. Du Bois, Paul Otlet (schrijver, ondernemer, jurist, sociaal activist en pacifist) en Jessie Fauset (was een Afro-Amerikaanse auteur, dichter, essayist, romanschrijver, en een pedagoog. redactrice van The Crisis Magazine). Tijdens dit congres werd Congo opnieuw vertegenwoordigd door Farnana.

In zijn geschriften benadrukte Paul Panda Farnana dikwijls de intimidaties, de plundering, de onderdrukking en de onrechtvaardig waarvan Congolezen in Congo het slachtoffer waren. Ook drong hij er bij de Belgische autoriteiten op aan om de Congolese chefs op te nemen in de besluitvormingsorganen. Met succes pleitte hij voor de oprichting van een monument voor de onbekende Congolese soldaat. Ook voor het organiseren van specifieke cursussen voor de Congolezen in Marchienne-au-Pont, Charleroi en Brussel, verkreeg hij subsidies van het Ministerie van Koloniën.

Steeds meer werd Paul Panda Farnana virulent op de korrel genomen door de koloniale pers. De Belgische overheid beschouwde hem als een gevaarlijk individu en zo beeldde ook de pers hem vijandiger af.

Het panafrikanisme dat in de diaspora ontstond, werd in de eerste helft van de twintigste eeuw opgebouwd tot een beweging door middel van congressen georganiseerd door W.E.B. Du Bois en ook Marcus Garvey, een Jamaicaanse zwarte nationalist en leider van de panafrikaanse beweging. Vanaf 1945 werd het panafrikanisme de belangrijkste anti-kolonialistische doctrine die door en voor Afrikanen werd ontwikkeld.

Dit maakte Paul Panda Farnana niet meer bij leven mee. In 1929 verliet hij België en keerde terug naar Nzemba, zijn geboortedorp in Congo. Hij stichtte er een school en een kapel. Een jaar later, op 12 mei 1930, stierf Farnana op 42-jarige leeftijd aan een vergiftiging.

Nalatenschap

Paul Panda Farnana M’Fumu heeft in vele opzichten een stempel gedrukt op de geschiedenis van Congo. Hij is de eerste Congolees die in België en Frankrijk heeft gestudeerd. Bovendien streed hij voor de sociale rechten van de Congolezen tijdens het Belgische koloniale bewind. Zijn geschriften en toespraken vormen de eerste stappen van het Congolees nationalisme. Paul Panda Farnana’s discours was voornamelijk participatief, hervormingsgezind en pacifistisch. 

De Belgische beeldhouwer Guillaume Charlier maakte een borstbeeld van de jonge Paul Panda Farnana, dat tot op de dag van vandaag aan de collectie van de stad Bergen toebehoort. 

Hoewel zijn verhaal lange tijd onbekend bleef, wordt het vandaag op verschillende manieren in leven gehouden. In 2011 werd in Brussel, onder impuls van de Congolese historicus Antoine Tshitungu Kongola, de tentoonstelling Visages de Paul Panda Farnana georganiseerd. Nog hetzelfde jaar wijdde Françoise Levie een documentaire aan zijn leven, getiteld Panda Farnana un Congolais qui dérange. Op zijn vroegere school in de Jules Bouillonstraat in Elsene werd in 2011 een gedenkplaat ingehuldigd. Zijn levensverhaal werd ook in 2014 het onderwerp van een een stripverhaal, Paul Panda Farnana, une vie oubliée. Dessins: Asimba Bathy, Yann Kumbozi, Djeis Djemba et Dody Lobela. Scénario: Antoine Tshitungu, 2014.


Dit artikel was gebaseerd op de volgende publicaties:

  • Boukari-Yabara A. Africa unite!: une histoire du panafricanisme. La Découverte, 2017.
  • Brosens, G. Congo aan den Yser: De 32 Congolese soldaten van het Belgisch leger in de Eerste Wereldoorlog. Cahiers Bruxellois – Brusselse Cahiers, vol. xlvi, no. 1, 2014, pp. 253-265.
  • Onyebuchi Eze, M. Pan Africanism: A brief intellectual history. History compass 11.9 (2013): 663-674.
  • Goddeeris I., Lauro A. & Vanthemsche G. Koloniaal Congo. Een geschiedenis in vragen. Polis, 2020. 
  • Malisa M. & Nhengeze P. Pan-Africanism: A quest for liberation and the pursuit of a united Africa. Genealogy 2.3 (2018): 28. 12.
  • Tshitungu, A. Visages de Paul Panda Farnana Nationaliste Panafricaniste Intellectuel, 2011.

1 De 32 Congolese vrijwilligers: Joseph Adipanga, Pierre Alomon, Jean Balamba, Paul Bayon, Antoine Boïmbo, Edouard Bolia, Camille Bolofo, Antoine Bomjo, Eugène Bonkakou, Pius Bouclou, Léon De Cassa, Joseph Droeven, Honoré Fataki, Jean Jacob Ilanga, Jean-Baptiste Jessy, Albert Kudjabo, Honoré Kulu, Simon Lisasi, Michel Longo, Joseph Lopiko, François Mabilla, Antoine Manglunki, Pierre M’Bimba, Jacques M’Bondo, Jules Moké, Antoine Mona, Paul Panda Farnana, Pierre Sangwali, Thomas Seres, Sébastien Simba, Pierre Soumbou, Antoine Yoka.