Pende-fluitje

 20.07.2021

  • Ivoor
  • MO.0.0.28616
  • Tentoongesteld in de zaal Talen en Muziek.
  • Verworven in Kasai (?) door kapitein-commandant Léon-Auguste Théophile Rom (1860-1924), waarschijnlijk rond 1892.
  • Verkocht aan het museum door de weduwe van Rom in 1925.
""

Onderdeel van een collectie van meer dan 200 voorwerpen

Dit ivoren fluitje maakt deel uit van de collectie van 219 objecten die het museum voor de som van 20.000 BF aankocht van de weduwe van Léon Rom in 1925, één jaar na diens overlijden in januari 1924.

Naast 204 etnografische voorwerpen en 12 muziekinstrumenten werden ook 3 schilderijen van de hand van Léon Rom in de museumcatalogus ingeschreven, net als verschillende archiefdocumenten (waarvan in 1946 nog een laatste deel werd aangekocht).

De Congolese objecten zijn voornamelijk kleine gebruiksvoorwerpen die licht en makkelijk transporteerbaar waren. Net zoals andere collecties die omstreeks dezelfde periode (eind 19e en begin 20ste eeuw) in de Kasai-regio werden samengesteld, gaat het voor het merendeel om wapens en Kuba-voorwerpen die beantwoordden aan de westerse esthetische smaak van die tijd (bekers, dozen, textiel).

De collectie Rom bevat daarnaast enkele beeldjes, maar het is vooral een imposante kruk met twee kariatiden uit het oostelijke Luba-cultuurgebied die er de blikvanger van is. De kruk bevindt zich in de reserves en is momenteel niet in het museum tentoongesteld.

Een onzekere verwervingsdatum

De inventarisfiches vermelden de ‘verzamel’-data enkel bij benadering, en zijn ongetwijfeld pas nadien ingeschat. Ze vermelden bijvoorbeeld ‘1887-1896’ of ‘1893-1896’. Geen enkele datum is later dan 1896, het einde van Roms staat van dienst in de Onafhankelijke Congostaat. Nochtans bleef hij ook daarna nog in Congo werken voor twee concessiemaatschappijen, waaronder voor de Compagnie du Kasaï van 1901 tot aan zijn dood.

Hoewel de hierboven genoemde data min of meer overeenkomen met de verschillende ambtstermijnen van Rom in de Onafhankelijke Congostaat, is de vermelding van 1892 als ‘verzamel’-datum voor een hele reeks Pende-objecten toch moeilijk te verbinden met een van zijn posten of missiereizen.

In 1891 werd Rom benoemd als luitenant bij de Weermacht en ging hij naar Luluabourg (huidig Kananga) in de Kasai-regio. Alle militaire missies van Rom vandaar uit gingen echter verder richting het oosten, terwijl het socioculturele gebied van de Pende zich juist meer naar het westen bevond.

Omdat Rom klaarblijkelijk niet in de regio van de Pende heeft verbleven, en er zelfs niet doorreisde, is het moeilijk om de verwervingsdatum van het twintigtal Pende-objecten in de collectie te bevestigen. Naast dit fluitje gaat het om één masker, 11 ivoren ikhoko-hangers en 9 andere fluitjes, waarvan één hetzelfde type als het hier gepresenteerde fluitje. Soortgelijke fluitjes zijn ook gekend bij de westelijke Pende, in de omgeving van Kikwit en Gungu.

Omstandigheden van verwerving moeilijk te achterhalen

Het is minstens even moeilijk om de context te reconstrueren waarin dit stuk werd verworven. De archieven van het museum vermelden immers niets over de omstandigheden – zoals voor geen enkel stuk uit deze collectie. Verschillende oude etiketten van de objecten geven niettemin aan dat Rom ze niet noodzakelijk zelf verwierf. Deze etiketten vermelden de ‘verzamelende ambtenaar’ gevolgd door een eigennaam, alsook de ‘inheemse naam’, de ‘naam van het dorp’, de ‘categorie’ enzovoort. Koloniale agenten wisselden wel eens objecten uit tijdens hun ontmoetingen. Zo komt de naam van Léon Rom overigens ook voor op het etiket van een voorwerp in raffia in de collectie van een andere militair, Oscar Michaux, die in 1919 aan het museum werd verkocht.

De meeste objecten, waaronder ook dit fluitje, zijn echter zonder beschrijvend etiket aan het museum overgedragen. De identificatie gebeurde dus, zoals vaak, door te vergelijken met reeds bekende en gedocumenteerde museumcollecties.

Wanneer museumobjecten niet ‘wetenschappelijk’ beschreven konden worden met ‘eerstehands’ veldgegevens, gebeurde het wel vaker dat ze enigszins werden gedegradeerd tot tweederangscollecties. Deze voorwerpen werden in de eerste plaats uitgeleend voor externe tentoonstellingen, of werden intern overgebracht naar andere diensten van het museum. 

Zo werd ook het Pende-fluitje voor een zekere tijd (waarschijnlijk tussen het einde van de jaren 1940 tot in de jaren 1960) overgedragen aan de afdeling Economie (vandaag Houtbiologie). Het werd bijgevolg ook in die zaal van het museum tentoongesteld, eerder omwille van de ‘materiële’ waarde (namelijk ivoor), dan vanwege de ‘culturele’ waarde.

Beide aspecten zijn natuurlijk onlosmakelijk verbonden met elkaar, en het is vanuit die invalshoek dat het fluitje vandaag gepresenteerd wordt in de vitrine ‘Hofkunst’ in de zaal Talen en Muziek in het museum.

Enerzijds geeft het ivoor de kostbaarheid van het instrument aan (dat werd overgedragen tussen erfgenamen) en duidt het op de hoge rang van diens eigenaar. Anderzijds verwijst dit fluitje naar het muzikale register van de hofmuziek (in tegenstelling tot de populaire of religieuze muziek), de kringen waartoe de chef behoorde. In deze context werden dergelijke fluitjes met twee tonen vooral gebruikt om de muziek te structureren.

De twee tonen van het fluitje dienden ook om waarschuwingen of boodschappen door te geven tijdens de jacht, of in het meer ceremoniële kader van maskerdansen. Donatien Tukwezo, een informant van Léon De Sousberghe, beschrijft deze fluitjes met hun typische U-vorm als ‘oorlogsfluitjes of fluitjes bij momenten van onrust veroorzaakt door de mingandji’ (briefwisseling uit 1958, geciteerd door V. Baeke, 2012).

Volgens Viviane Baeke houdt deze verwijzing naar de mingandji-maskers verband met hun ‘politiefunctie’. Ze zorgden voor de goede orde tijdens de initiatie van Mukanda-jongens. Het is eveneens een verwijzing naar hun rol in oorlogstijden wanneer een vijand of vreemdeling gevangen genomen en geofferd werd bij de bouw van de woonst van de chef.

Deze functies verleenden dergelijke fluitjes zeker een belangrijke symboolwaarde. Ze vormden in dit opzicht een prestigevoorwerp, dat de persoon die ze om de hals droeg een hoge status verleende.

Geen enkel archiefgegeven verschaft specifieke informatie over de omstandigheden waarin Léon Rom dit fluitje verwierf, of levert evenmin het bewijs dat hij het eigenhandig heeft meegenomen. Toch lijdt het geen twijfel dat de militaire functie van Rom de ongelijkheid van de transacties beïnvloedde.

Léon Rom: zijn militaire carrière en lugubere imago

Na een korte militaire carrière in België werd Rom boekhouder bij een douane-agentschap in Brussel. In 1886 trad hij als ambtenaar in dienst bij de Onafhankelijke Congostaat als controleur van de uitreisrechten in Matadi vanwege zijn eerdere ervaring. Vervolgens werd hij districtscommissaris en tenslotte gerechtsdeurwaarder bij de rechtbank van eerste aanleg van Bas-Congo. Tegen het einde van zijn eerste ambtstermijn was hij opgeklommen tot de hogere administratie van de Onafhankelijke Congostaat.

Rom begon zijn tweede termijn in juli 1889 als interim-districtscommissaris van Banana, en werd vervolgens plaatsvervangend rechter bij de rechtbank van eerste aanleg. Nadien maakte hij zijn ambities waar door zijn burgerlijke functie in te ruilen voor een militaire en een aanstelling te aanvaarden als tweede luitenant bij de Weermacht. Tenslotte werd hij hoofd van de post in Leopoldstad (het huidige Kinshasa).

Het is op deze plaats dat Léon Rom de Engels-Poolse schrijver Joseph Conrad (1857-1924) zou kunnen hebben ontmoet. Conrad schreef Heart of Darkness (dat vanaf 1899 als feuilleton werd gepubliceerd) geïnspireerd op zijn herinneringen aan Congo, maar ook op basis van nieuws dat hem bereikte na zijn terugkeer naar Europa in december 1891. Conrad zou zich voor zijn beruchtste personage, ivoorhandelaar Kurtz, dus geïnspireerd kunnen hebben op Léon Rom aan de hand van verschillende latere getuigenissen die Rom direct in verband brengen met wantoestanden die de algemene wreedheid van zijn administratie onthullen.

Velen zien in bepaalde elementen van de roman en in de karaktertrekken van Kurtz een weerspiegeling van het gewelddadige gedrag van Rom op zijn post in Stanley Falls (huidig Boyoma) tussen 1894 en 1895, waar zijn huis een perk had dat omringd werd door menselijke schedels.

 

In de zaal Talen en Muziek vind je een ander document uit de ‘collectie Léon Rom’

Rom bewaarde in zijn collectie verschillende brieven gericht aan de beroemde ivoor- en slavenhandelaar Muhamad bin Halfān, die beter bekendstond onder de naam Rumaliza, in een kostbaar houten secretairekistje dat eveneens aan deze chef toebehoorde.

Een van deze brieven is tentoongesteld in de zaal Talen en Muziek en stemt overeen met Roms periode in Stanley Falls in het oosten van Congo, waar gewapende conflicten tegen de Arabo-Swahili plaatsvonden.

De veldtocht tegen Rumaliza door de Weermacht van de Onafhankelijke Congostaat duurde verschillende jaren, maar het beslissende ingrijpen van Rom bleef beperkt tot de laatste weken. De laatste aanval beschreef hij in zijn aantekeningen Mes services au Congo de 1886 à 1908 (Rom spreekt hierin in de derde persoon over zichzelf):

28 décembre 1893. Prenant part à une reconnaissance au boma du Chef arabe Ruma-Liza, est désigné pour faire l’attaque d’une des faces de ce boma. Après 20 minutes de combat, est obligé de se retirer laissant des tués et des blessés, des prisonniers. Ses blessés peuvent se retirer et rentrer au camp.
14 janvier 1894. Parti de nouveau en reconnaissance vers le Boma de Ruma-Liza, fait la rencontre, dans la forêt, du Lieutenant de Wouters d’Oplinter qui l’engage à l’accompagner au nouveau camp du Capitaine Lothaire où ils arrivent vers 9h du matin. Le lieutenant Haubursin venait d’arriver avec un canon Kruyp. Aussitôt, il est décidé que l’on commencerait l’attaque du boma et vers 10 heures, le canon fût pointé. A 10 heures juste, le 1er obus défonçait l’habitation de Ruma-Liza et y mit le feu […]. L’incendie de l’habitation de Ruma-Liza, aidé par le vent, communiqua le feu à toutes les cases. Les arabes, pris de panique, s’enfuirent ; beaucoup furent tués.

28 décembre 1893. Neemt deel aan een verkenning van de boma van de Arabische Chef Ruma-Liza, wordt aangesteld om één van de zijdes van deze boma aan te vallen. Na 20 minuten vechten, is hij genoodzaakt zich terug te trekken en doden en gewonden achter te laten, en gevangenen. Zijn gewonden mogen zich terugtrekken en naar het kamp terugkeren.
14 januari 1894. Opnieuw vertrokken voor een verkenning richting de Boma van Ruma-Liza, ontmoet in het woud luitenant de Wouters d’Opplinter die hem aanmoedigt hem te vergezellen naar het nieuwe kamp van Kapitein Lothaire, waar ze aankomen om 9u in de ochtend. Luitenant Haubursin was net aangekomen met een Kruyp-kanon. Er werd onmiddellijk besloten om de aanval op de boma in te zetten en omstreeks 10 uur werd het kanon gericht. Om 10u stipt sloeg de eerste granaat in op het huis van Ruma-Liza en zette het in lichterlaaie […]. De brand in het huis van Ruma-Liza verspreidde zich met behulp van de wind naar de andere hutten. De Arabieren sloegen in paniek op de vlucht; velen werden gedood.’

Het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in Brussel bezit op z’n minst één voorwerp dat tijdens deze aanval door Rom als oorlogsbuit werd meegenomen (bedankbrief van de hoofdconservator aan de weduwe van Rom, 27 mei 1924):

1 paire de sandales prises pendant la retraite du chef arabe Rumaliza, après l’attaque de son retranchement par le Commandant Lothaire, le 14 janvier 1894.

‘1 paar sandalen buitgemaakt tijdens de terugtrekking van de Arabische chef Rumaliza, na de aanval op zijn schuilplaats door commandant Lothaire, 14 januari 1894.’

We weten echter niet of de handgeschreven brief in het KMMA, die samen met de andere brieven van Rumaliza in de koffer zat, ook op dat moment door Rom werd meegenomen of aan hem werd overhandigd. Het kon ook al vroeger zijn gebeurd. Door de aanval, die met een fatale explosie werd beëindigd nadat Rom het kanon had gerepareerd, kreeg de brief in ieder geval zeker de waarde van een trofee, als ‘souvenir’ aan een overwonnen vijand.

Muḥammad bin Ḫalfān (Rumaliza), die zich herhaaldelijk verzette tegen de installatie van Westerse machten – zowel van de Duitse en Belgische strijdkrachten in de Tanganyika-regio – wist de verschillende aanvallen echter te overleven en kon ontsnappen, in tegenstelling tot veel van zijn bondgenoten. Uiteindelijk vestigde hij zich op Zanzibar, waar hij zijn handelsactiviteiten voortzette.

‘Buitgemaakt‘ door Rom en geschonken aan het Legermuseum

In mei 1924 schonk de weduwe van Léon Rom aan het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in Brussel 31 objecten (militaire uitrusting, wapens van Rom zelf en die hij verwierf in Congo, vlaggen, foto’s, en diverse andere voorwerpen).

De archieven geven geen inzicht in op welke manier de opdeling werd gemaakt tussen deze 31 objecten en de grotere groep objecten die de weduwe wat later aan het KMMA verkocht. De inventaris van het Legermuseum suggereert niettemin met soms precieze details de specifieke oorlogscontext waarin de voorwerpen uit deze schenking werden ‘buitgemaakt’ (dit is de meest voorkomende term in de lijst van 27 mei 1924 – ref IV/805). Bijvoorbeeld:

  • 1 ceinture contenant treize tubes à poudre, provenant d’un Arabe tué en janvier 1894.
    ‘1 riem met dertien kruitbuizen, van een Arabier gedood in januari 1894.’

  • 2 lances congolaises prises par le capitaine Rom.
    ‘2 Congolese speren buitgemaakt door kapitein Rom’

  • 1 couteau congolais, fourreau de cuir clouté de cuivre, pris par le Capitaine Rom.
    ‘1 Congolees mes, leren schede met koperen beslag, buitgemaakt door kapitein Rom’

  • 1 sabre maure, poignée corne noire garde de fer avec petite coquille, ornements de métal blanc. Fourreau de bois recouvert de cuir-bracelet d’argent. Cette arme appartint à un arabe tué pendant la campagne 1892-1894.
    ‘1 Moorse sabel, zwart hoornen heft ijzeren garde met kleine schelp, wit metalen ornamenten. Houten schede overtrokken met leer en zilveren riem. Dit wapen behoorde toe aan een Arabier die gedood werd tijdens de veldtocht van 1892-1894.’

Dit laatste object vormt, samen met verschillende kledingstukken van een niet bij naam genoemde ‘opstandige Arabische leider’, het kostuum van een mannequin die nog steeds tentoongesteld is in de zalen van het Legermuseum (foto onder).

 


Tekst opgesteld aan de hand van een document van Agnès Lacaille, op basis van specifiek onderzoek en een synthese van onderstaande bronnen.

BRONNEN

Interviews, secundaire bronnen, audiobronnen: Noemie Arazi, Hans Beeckman, Rémy Jadinon, Pierre Lierneux, Xavier Luffin, J-N Maquet (geluidsopnames), Jacky Maniacky.

Archieven

  • Algemeen Rijksarchief : fonds ‘Service du personnel d'Afrique. Dossier généraux’ registers n°767, pagina 332 : een fiche op naam van Auguste ROM ; fonds ‘Service du personnel d'Afrique. Colonie’, individueel dossier op naam van Auguste ROM : numéro provisoire (2399) 14471 (het fonds wordt momenteel hernummerd).
  • Koninklijk Museum voor Midden-Afrika : Etnografie, verwervingsdossier 435 ; Geschiedenis, dossier HA.01.139 ROM Léon (56.16) ; Houtbiologie, registers van de dienst.
  • Koninklijk Museum voor het Leger en Krijgsgeschiedenis : Correspondentie (1924)

Artikels en boeken

  • Baeke V., ‘Les sculptures en ivoire des Pende. Quand l’ivoire chante avec les masques et chasse avec les chiens (partie 2) » in Felix, White gold, Black hands, 2012, vol. 3, pp. 21-47.
  • Conrad J., Heart of Darkness, 1899 (feuilleton)/1902(boek).
  • Coosemans M., ‘ROM Léon-Auguste Théophile’, Biographie coloniale belge, KAOWARSOM, 1951, T. 2, 822-826.
  • Firchow, Peter Edgerly (2000). Envisioning Africa: Racism and Imperialism in Conrad's Heart of Darkness. Lexington: University Press of Kentucky. ISBN 9780813191980.
  • Haustein Jörg, Religion, Politics and an Apocryphal Admonition: The German East African ‘Mecca Letter’ of 1908 in Historical-Critical Analysis, SOAS University of London
  • Rom Léon, Le nègre du Congo, Bruxelles, Vogels, 1900, 101 p.

 

De informatie in dit artikel is hoofdzakelijk gebaseerd op de beschikbare bronnen in het museum (archieven, publicaties, enz.). De biografie van het object kan dus altijd verder worden aangevuld. Heb je opmerkingen, informatie of getuigenissen over dit voorwerp of dit type voorwerpen? Aarzel niet om contact met ons op te nemen: provenance@africamuseum.be.

 

< Meer herkomstartikels

 

In het kader van het project Taking Care.

Co-funded by the Creative Europe programme of the European UnionTaking Care website