KMMA publicaties

Les élections tenues en République démocratique du Congo au cours du second semestre de 2006 et du premier trimestre de 2007 ont confirmé le pouvoir de Joseph Kabila. Plusieurs de ses principaux courtisans/lieutenants y ont remporté un poste électif de député et/ou de sénateur, accédant ainsi, eux aussi, à la légitimité populaire. Mais dans le même temps, ces élections amènent au pouvoir dans les assemblées, dans les exécutifs (nationaux et surtout provinciaux) et dans les entreprises du portefeuille plusieurs nouveaux acteurs.

De manière contrastée, le profil des sénateurs se distingue de celui des députés nationaux ou provinciaux. Ils sont, en moyenne, plus âgés, et il y a, parmi eux, moins de « nouveaux venus ». Le Sénat récupère, en effet, plusieurs acteurs politiques de périodes révolues, celles du mobutisme, de la transition démocratique, de l'AFDL… Un tel résultat est dû, en partie, au mode de scrutin indirect (élection de leurs membres par les assemblées provinciales), mais aussi à la donne rendue encore plus complexe par le nouveau découpage du pays en 26 provinces. Chaque circonscription se voit, en effet, attribuer un quota de 4 sénateurs (sauf Kinshasa qui en a 8) par nouvelle province. Plusieurs acteurs parmi les pionniers de l'indépendance et/ou de la Première République (1960-65), restés présents dans les diverses phases de la transition, se voient cependant écartés (J. Bomboko, C. Rwakabuba, J. Mukamba, A. Kalonji, A. Kithima, C. Kamitatu…). Et c'est Antoine Gizenga, exclu par ceux-ci du pouvoir après le premier gouvernement de cette Première République (il fut le vice-Premier ministre de Lumumba), qui refait surface, tel un météore, pour occuper le prestigieux poste de Premier ministre du gouvernement marquant l'entrée du pays dans la Troisième République.

Un autre constat s'impose : malgré le fait que le regroupement autour de Kabila domine, les trajectoires politiques des acteurs sont très disparates et ceux qui accèdent à un poste de pouvoir sont encore beaucoup plus nombreux qu'avant.

Ce recueil biographique fait suite à un premier recueil, paru en 2006, portant sur les acteurs de la transition issue de l'accord de Pretoria de décembre 2002. Tous deux couvrent, de manière systématique, des séquences de temps précises et différentes.

Cet ouvrage offre un panorama de la classe politique congolaise. Les itinéraires personnels que livrent les fiches biographiques éclairent l'histoire politique passée et donnent des outils pour l'analyse des évolutions présentes du pays et des perspectives qu'elles ouvrent.

L'ouvrage est divisé en deux grandes parties. La première rassemble les acteurs nationaux (chef de l'État, membres du gouvernement, principaux chefs de l'armée et de la police nationale, députés nationaux et sénateurs, mandataires d'entreprises…), classés par ordre alphabétique. La seconde partie regroupe, par province, les membres des assemblées et des exécutifs provinciaux, également classés par ordre alphabétique.

***

De verkiezingen in de Democratische Republiek Congo tijdens het tweede semester van 2006 en het eerste trimester van 2007 bevestigden de macht van Joseph Kabila. Verschillende van zijn volgelingen/luitenanten hebben een verkiesbare plaats als volksvertegenwoordiger en/of senator gekregen, waardoor zij ook legitimiteit van het volk kregen. Tegelijkertijd brengen deze verkiezingen ook verschillende nieuwe spelers aan de macht in de parlementen, in de (nationale en vooral provinciale) regeringen en in de overheidsbedrijven.

Het profiel van de senatoren is wel anders dan dat van de nationale en provinciale volksvertegenwoordigers. Ze zijn doorgaans al wat ouder en onder hen zijn er minder ‘nieuwkomers'. In de Senaat zetelen immers vooral politieke spelers uit revolutionaire periodes, zoals het mobutisme, de democratische overgang, het tijdperk van de rebellenbeweging AFDL … Dat is gedeeltelijk het resultaat van de onrechtstreekse verkiezingen (ze worden gekozen door de provinciale raden), maar ook van de situatie die nu nog complexer geworden is, nu het land onlangs in 26 provincies is verdeeld. Elk kiesdistrict krijgt 4 senatoren per nieuwe provincie (behalve Kinshasa, dat er 8 krijgt). Toch voelen verschillende pioniers van de onafhankelijkheid en/of de Eerste Republiek (1960-65), die nog steeds duidelijk present waren tijdens de verschillende fases van de transitie, zich gepasseerd (J. Bomboko, C. Rwakabuba, J. Mukamba, A. Kalonji, A. Kithima, C. Kamitatu …). En nu duikt Antoine Gizenga weer op, die door hen van de macht werd uitgesloten na de startregering van de Eerste Republiek (hij was vicepremier van Lumumba), en heeft hij de prestigieuze post van Eerste Minister, wat het begin inluidt van de Derde Republiek.

Nog een belangrijke opmerking: ondanks de dominante groepering rond Kabila, zijn de politieke trajecten van de spelers erg uiteenlopend, en de spelers die toegang krijgen tot een machtspositie zijn nu veel talrijker dan vroeger.

Deze biografische bundel is het vervolg op een eerste boek, dat in 2006 verschenen is, over de spelers van de transitie, een periode die begon met het Pretoria-akkoord van december 2002. De twee werken behandelen op een systematische manier verschillende maar duidelijk afgebakende tijdslijnen.

Dit werk biedt een overzicht van de Congolese politieke klasse. De persoonlijke trajecten die afgelezen kunnen worden uit de biografische gegevens verduidelijken de politieke geschiedenis en maken het mogelijk een analyse te maken van de huidige ontwikkelingen en de toekomstperspectieven van het land.



Het werk is in twee grote delen verdeeld. In het eerste deel komen de nationale spelers aan bod (staatshoofd, regeringsleden, de belangrijkste commandanten van het leger en de nationale politie, volksvertegenwoordigers en senatoren, bedrijfsleiders …), alfabetisch gerangschikt. Het tweede deel is een beschrijving, per provincie, van de provinciale raads- en regeringsleden, eveneens alfabetisch gerangschikt.

***

Elections in the Democratic Republic of the Congo in the first half of 2006 and the first quarter of 2007 validated the administration of Joseph Kabila. Several of his main followers and advisors earned posts as deputies or senators, thereby obtaining popular legitimacy. At the same time, however, the elections brought several new players to power in assemblies, national and especially provincial executive administrations, and state enterprises.

The profile of the senators contrasts with that of the national and provincial deputies. They are, on average, older, and fewer are newcomers. The Senate is actually gaining several political actors from past eras, including those of Mobutu, the ‘democratic transition', the AFDL, etc. This is due in part to the nature of the indirect ballot (election of Senate members by provincial assemblies), but also to a situation rendered still more complex by the reorganization of the country into 26 provinces. Each constituency was attributed a quota of four senators per new province (Kinshasa, with eight, is an exception). Several pioneers of independence and/or of the First Republic (1960-65), having taken part in various phases of the ‘transition', were pushed aside (J. Bomboko, C. Rwakabuba, J. Mukamba, A. Kalonji, A. Kithima, C. Kamitatu, etc.). And it was Antoine Gizenga, whom the aforementioned pioneers excluded from power after the First Republic's initial government (in which he was Lumumba's vice prime minister), who reappeared, like a meteor, to fill the prestigious post of prime minister of the government marking the country's entrance into the Third Republic.

Also of note: despite the dominant regrouping around Kabila, the political trajectories of the actors vary significantly, and those who gained an administration post are much more numerous than before.



This biographical anthology follows a first collection, published in 2006, on actors in the transition resulting from the December 2002 Pretoria Accord. Both volumes cover in a systematic fashion specific and various timelines.

The book offers a panorama of the Congolese political class. Individual careers that reveal biographical details clarify past political history and provide analytical tools for current developments in the country and the perspectives they create.

The book is divided into two parts. The first gathers national actors (the head of state, government members, principle army and police leaders, national deputies and senators, business representatives, etc.) in alphabetical order. The second contains assembly and provincial executive members by province and in alphabetical order.