Okapi's

10.03.2022

three okapis displayed in the museum

De drie okapi's tentoongesteld in het museum. J. Van de Voorde © RMCA

 

Het AfricaMuseum herbergt vandaag een van de grootste collecties okapi's (Okapia johnstoni), een endemische soort die voorkomt in een klein gebied in het noordoosten van de DR Congo. De diersoort werd pas in het begin van de 20e eeuw door westerse wetenschappers gedetermineerd. Toen Congo in 1960 onafhankelijk werd, waren in Tervuren al een kleine 200 specimens van okapi’s geregistreerd. De meeste daarvan werden opgestuurd door een netwerk van medewerkers (militairen, koloniale agenten, landbouwkundigen, missionarissen) uit de Onafhankelijke Congostaat en later de kolonie.

De drie okapi’s die in het museum zijn tentoongesteld, zijn afkomstig uit twee verschillende contexten. Ze werden op het einde van de jaren 1950 volgens een antropomorf patroon bijeengezet als een familie, hoewel deze dieren overwegend solitair leven.

Het volwassen ‘paar’ is afkomstig uit het reservaat van de Groupe de capture et d’élevage des Okapis van het Station de la chasse du Gouvernement général de la Colonie (in Epulu, 500 km ten oosten van Stanleyville, vandaag Kisangani). Het duo werd bijeengebracht tijdens een missie in 1956 onder leiding van Max Poll, conservator van de afdeling Vertebraten van het museum:

Deux adultes, mâle et femelle, recueillis par M. Poll […] à Epulu sont choisis pour être montrés dans le pavillon congolais de l’Exposition universelle de Bruxelles (1958) avant de rejoindre les salles du Musée du Congo belge. (Van Schuylenbergh 2020 : 74)

"Twee volwassen dieren, een mannelijk en een vrouwelijk, die door de heer Poll [...] in Epulu werden verzameld, zijn uitgekozen voor de tentoonstelling in het Congolese paviljoen van de Wereldtentoonstelling van Brussel (1958) alvorens te worden opgenomen in de zalen van het Museum van Belgisch-Congo". (Van Schuylenbergh 2020: 74)

De derde okapi in deze zaal, een jong dat bij het koppel is opgesteld, is mogelijks een jong vrouwtje waarop al in 1902 door luitenant Anzélius in de bossen van de Ibina-regio werd gejaagd (in dat geval zou het om nr. 541 in de collecties van het museum gaan, geregistreerd in 1903).

 

Wetenschappers en Europese naties op zoek naar prestige

Rond de eeuwwisseling (19e - 20e eeuw) was de okapi het voorwerp van een ware Europese queeste. De nieuwsgierigheid werd vooral geprikkeld door reizigers die tussen 1880 en 1900 het noordoosten van Congo bezochten en een mysterieus dier beschreven.

De Engelsman Sir Harry Hamilton Johnston (1858-1927), de latere gouverneur van Oeganda, startte een zoektocht in 1899. Tijdens zijn reis kon hij echter slechts twee stroken huid  bemachtigen, die hij had gekregen van soldaten van de Weermacht. De studie ervan leidde tot de invoering van de wetenschappelijke naam Equus johnstoni door Sclater in 1901.

In datzelfde jaar slaagde Johnston erin een volledige okapihuid en twee schedels in handen te krijgen van Karl Erikson, de commandant Weermacht van de post in Beni.

De nieuwe elementen maakten duidelijk dat het niet om een zebra ging maar om een soort van een nieuw geslacht. Het was Lankester die de naam veranderde in Okapia johnstoni.

Deze wetenschappelijke ontdekking gaf het startsein voor een wedloop tussen Engeland en België om specimens, waarvan de waarde bijgevolg sterk.  Het museum van Tervuren verwierf tussen 1902 en 1908 maar liefst 37 specimens van okapi’s, waaronder het jonge dier dat nu wordt tentoongesteld (Van Schuylenbergh 2020). 

Een ‘levend’ symbool van de kolonie

De okapi was het voorwerp bij uitstek van internationale verzamelwoede en concurrentie tijdens de periode van de Onafhankelijke Congostaat, en werd later een belangrijk ‘levend symbool’ van de voormalige Belgische kolonie. Er werden verschillende pogingen ondernomen om het dier te vangen en te domesticeren. In 1919 werd de eerste levende okapi naar België overgebracht, als een geschenk voor de Zoo van Antwerpen. Het dier bleef slechts 6 weken in leven en zijn stoffelijke resten werden, volgens de overeenkomst tussen beide instellingen, opgenomen in de collecties van het museum van Tervuren.

Pas in 1927 slaagde de Belgische missionaris Jozef Hutsebaut (1886-1954) erin het dier in Congo tam te maken. Hij nam de leiding over het beschermingsprogramma van de okapi voor de Zoo van Antwerpen.

Het prestige dat gepaard ging met het wetenschappelijk onderzoek naar en de bescherming van de biodiversiteit maakte in die tijd deel uit van de koloniale propaganda. Het verschepen van levende okapi’s naar dierentuinen in Europa (Londen, Rome) diende eerder diplomatieke dan wetenschappelijke doeleinden. De dieren waren vaak een kort leven beschoren en overleefden soms zelfs de oversteek niet.

Na verloop van tijd begon broeder Hutsebaut zich zorgen te maken over de buitensporige export van okapi’s (en andere soorten).

Niettemin werden veelal de plaatselijke bevolkingsgroepen en hun jachtpraktijken, die geassocieerd worden met stroperij, verantwoordelijk gehouden voor de kwetsbaarheid van soorten waarop zij niet mochten jagen. En dat terwijl er wel uitzonderingen werden toegestaan aan westerse, hoofdzakelijk Belgische, wetenschappers.

In 1956 meldde Poll met genoegen dat de okapi in het Epulu-reservaat een veel voorkomende diersoort is.

L’animal est tellement commun que les pièges établis au bord même de la route en capture autant que les autres plus éloignés. (Poll, 1958)

"Het dier komt dermate frequent voor dat met de vallen die helemaal aan de rand van de weg zijn gezet, evenveel dieren worden gevangen als met de vallen die verder weg zijn geplaatst.” (Poll, 1958)

Maar in feite ging het slechts om een dertigtal dieren (Van Schuylenbergh 2020: 74), en daarom werden beperkingen opgelegd om hen te beschermen.

Bien entendu, ces captures, qui intéressent un animal jalousement protégé, se font sur un rythme discret et suivant un plan décidé annuellement. C’est grâce à elles que la mission pu se procurer un couple de ces animaux spectaculaires. (Poll, 1958)

"Uiteraard worden deze vangsten, die een angstvallig beschermd dier betreffen, discreet en volgens een jaarlijks vastgesteld plan uitgevoerd. Het is aan deze vangsten te danken dat onze missie een paar van deze spectaculaire dieren heeft kunnen bemachtigen." (Poll, 1958)

 

Toe-eigening van natuur en cultuur

Als gevolg van de toenemende territoriale exploitatie tijdens de koloniale periode maakten het beheer en de bescherming van natuurlijke bronnen, inclusief de dierenwereld (zelfs als dat bewaring in reservaten betekende), deel uit van een praktijk van culturele toe-eigening.

De okapi was een van de laatste grote zoogdieren die door westerlingen wetenschappelijk is beschreven. De soort was echter al lang bekend bij de bevolkingsgroepen van de huidige DR Congo en dan vooral bij de ‘pygmeeën’, zoals deze toen op een veralgemenende (en pejoratieve) manier werd genoemd (Robillard & Bahuchet, 2012). 

Zij noemden het dier o'api (okapi in een aantal talen van de mangbutu-lese groep) en lokten het in de val met gecamoufleerde kuilen. De jacht op dit uiterst schuwe dier is zeer moeilijk. Daarom werd ook tijdens de koloniale periode verder beroep gedaan op de traditionele technieken en vaardigheden om de dieren te vangen. 

Poll vertelt over de jacht:

La chasse est ici particulièrement difficile, aussi sont-ce les pygmées (sic) qui opèrent en capturant les animaux au filet ou au piège. 
L’okapi ne se chasse pas mais se prend dans les fosses creusées à peu de distance de la route où la bête tombe pendant la nuit. Elle est ensuite ingénieusement conduite vers le camion qui l’attend au bord de la route par le chemin des étroit couloir de sticks qui ne lui donne pas d’autre issue.
(Poll, 1958)

"De jacht verloopt hier bijzonder moeizaam en het zijn vooral de pygmeeën (sic) die dit doen door de dieren te vangen met netten of vallen. 
De okapi wordt niet bejaagd maar gevangen in kuilen die op korte afstand van de weg zijn gegraven en waar het dier 's nachts in valt. Het wordt dan ingenieus naar de wachtende vrachtwagen aan de kant van de weg gebracht via een smalle gang van stokken die het geen andere uitweg biedt.” (Poll, 1958)

Misschien meer dan voor elk ander dier, heeft de lokale bevolking een cruciale rol gespeeld bij de ‘ontdekking’ van de okapi door Europeanen. Het toekennen van namen van westerse ‘ontdekkers’ aan soorten, stuit bijgevolg op kritiek, omdat het een vertekend wetenschappelijk verhaal weerspiegelt dat bijdraagt aan het onzichtbaar maken van de reeds bestaande kennis en kunde.

Dekolonisatie van natuurwetenschappelijke collecties?

De groep tentoongestelde okapi’s in het museum geeft geen informatie over de herkomst van de specimens of over hoe ze werden opgenomen in de collecties. Ook het inventarisnummer ontbreekt.

We zien enkel de vermelding ‘met uitsterven bedreigd, 2018’. De informatie blijft aldus beperkt tot  één enkel feitelijk, wetenschappelijk en actueel gegeven. De geschiedenis van de oorsprong van de drie okapi’s blijft achterwege en de opgezette dieren worden voorgesteld als inwisselbare ‘voorwerpen’. 

Ondanks het moeizame onderzoek om een correcte link te leggen tussen de specimens en de aanwinstenregisters van het museum, valt het herkomstonderzoek naar de zoölogische collecties grotendeels samen met dat naar de geschiedenis van de collecties (netwerken, circuits) van de andere afdelingen van het museum, waaronder de afdeling Culturele Antropologie. Alleen al in dit opzicht lijkt het dan ook aangewezen om de huidige problematiek rond de massale aanwezigheid van Congolees erfgoed in België te begrijpen in de complexiteit van zijn geheel. 


Tekst opgesteld aan de hand van een document van Agnès Lacaille, op basis van specifiek onderzoek en een synthese van onderstaande bronnen.

BRONNEN

Interviews en correspondentie: Garin Cael, Emmanuel Gilissen, Tine Huyse, Jacky Maniacky, Patricia Van Schuylenbergh.

Archieven:

Zoology Section: “Rowland Ward” file, M. Poll files.

Artikels en werken:

  • Marine ROBILLARD en Serge BAHUCHET, “Les Pygmées et les autres : terminologie, catégorisation et politique”, Journal des africanistes [online], 82-1/2 | 2012, online sinds 10 mei 2016, geraadpleegd op 26 januari  2022. DOI: https://doi.org/10.4000/africanistes.4253
  • Sabine Cornelis “Le colonisateur satisfait ou le Congo représenté en Belgique (1897-1958)”, La mémoire du Congo, le Temps colonial, KMMA 2005, pp. 159-169.
  • Maarten Couttenier, Als muren spreken, Tervuren, KMMA, 2010, pp.
  • J. FRAIPONT, “Okapia”, in Annales du Musée du Congo, Zoologie, série II, Contributions à la faune du Congo, n° I, Tervuren, Musée du Congo, 1907. 
  • Huyse Tine, Opening van het vernieuwde AfricaMuseum, EOS Wetenscahap.
  • Nick De Meersman, Natuur is eigendom van de staat. Gebruik van natuurlijke bronnen en wilde dieren in de koloniale wereld, Masterproef Geschiedenis, Universiteit Gent, 2013.
  • Max Poll, “Une mission zoologique taxidermique du musée royal du Congo Belge (1956)”, Congo-Tervuren, 1958, vol. 3-6, pp. 35-40
  • Pouillard Violette, 2020. “Animaux et environnement: conserver était-ce protéger?”, in Le Congo colonial. Une histoire en questions, Tervuren, AfricaMuseum / Waterloo, RL, 2020, pp. 385-396.
  • Patricia Van Schuylenbergh, “Sur les traces de l’Okapi”, Wonderkamer, Gewina édition, n° 1, June 2020, pp. 72-74.
  • Patricia Van Schuylenbergh, De l’appropriation à la conservation de la faune sauvage. Pratiques d’une colonisation: le cas du Congo belge (1885-1960), doctoraatsthesis, Leuven, 2006.

Andere:

 

De informatie in dit artikel is hoofdzakelijk gebaseerd op de beschikbare bronnen in het museum (archieven, publicaties, enz.). De biografie van deze specimens kan dus altijd verder worden aangevuld. Heb je opmerkingen, informatie of getuigenissen? Aarzel niet om contact met ons op te nemen: provenance@africamuseum.be.

 

< Meer herkomstartikels

 

In het kader van het project Taking Care.

Co-funded by the Creative Europe programme of the European UnionTaking Care website