Projecten
PROMA
Provenance Research and Museum Audiences : A Gender Perspective
Het PROMA-project, dat gefinancierd wordt door het Belgische Ministerie van Wetenschapsbeleid, schrijft zich in het huidige debat over de herkomst (en teruggave) van koloniale collecties.
Na de heropening van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA) in 2018 en ondanks een grote renovatie, werd het duidelijk dat het 'koloniale' paradigma (in de breedste zin) van de oorsprong van de collecties niet voldoende zichtbaar was binnen de publieke ruimte van het museum. Verschillende projecten moesten het gebrek aan contextualisering rond de verwerving van de collecties in de permanente tentoonstelling tegengaan. In 2021 werd het Herkomstparcours gelanceerd in de permanente tentoonstelling. In datzelfde jaar kondigde de Belgische overheid twee initiatieven aan: ten eerste een wetsontwerp dat de toekomstige teruggave van Congolese, Rwandese en Burundese collecties uit de koloniale context mogelijk moet maken (wet aangenomen in 2022); ten tweede de financiering van een omvangrijk project voor herkomstonderzoek naar de collecties Culturele Antropologie van het museum van Tervuren (PROCHE 2022-2025). PROMA situeert zich in deze specifieke, bij uitstek politieke context. Het project is opgebouwd rond een hypothese die herkomstonderzoek en genderstudies combineert: het analyseren van de (on)zichtbaarheid van vrouwen via/gelinkt aan de collecties van het museum als een manier om zowel de geschiedenis van de collecties als van de instelling (museum en onderzoek) te herzien, en tegelijkertijd kennis en verhalen over de herkomst van de objecten zelf te (her)ontdekken.
De recente analogie tussen de renovatie van het AfricaMuseum en een palimpsest (De Groof 2019) nodigt ons uit om (vroegere en huidige) processen van uitwissing en onzichtbaarheid binnen de permanente tentoonstelling in vraag te stellen. Daarbij is het onvermijdelijk om, in een museale context gekenmerkt door het (post)koloniale tijdperk, machtsrelaties gelinkt aan ras en gender in rekening te nemen. Genderkwesties worden dus op een ‘gesitueerde’ manier benaderd, in nauwe samenhang met de machtsrelaties en koloniale context die zowel de verwerving, de inventarisatie en de studie van collecties beïnvloedden, en, meer recent, ook de invulling van het nieuwe museum. De analyse van de permanente tentoonstelling door het prisma van deze gesitueerde notie van gender, liet toe verschillende processen van onzichtbaarheid te identificeren, die als meerlagig beschouwd moeten worden. Deze processen van invisibilisering vinden plaats op verschillende schalen en niveaus: zowel in de informatie aanwezig in de collectiedatabases en desgevallend in de labels in de museumzalen, als in de keuze van al dan niet tentoongestelde typologieën van 'artefacten' en of zelfs gehele collecties.
Uit de identificatie van deze afwezigheden zijn een aantal pistes (of hiaten) naar voren gekomen:
- de onzichtbaarheid van witte mannelijkheid in de labels en het officiële discours rond de tentoongestelde objecten (bijvoorbeeld de genderspecifieke constructie van de typologie "spreekwoordendeksels");
- de onzichtbaarheid van de namen van vrouwelijke kunstenaars/ambachtslui/bemiddelaars/verzamelaars in databases en bijhorende labels (in het bijzonder in het geval van Afrikaanse vrouwen);
- de afwezigheid in de permanente tentoonstelling van zogenaamde alledaagse voorwerpen die vaak geassocieerd worden met de huiselijke sfeer en dus, bij uitbreiding, met het vrouwelijk geslacht (bijv. de 1.708 kammen in de museumdepots).
- contradicties en blinde vlekken in de categorisering van de collecties: het voorbeeld van "etnografische objecten" gemaakt van mensenhaar ;
- het gebrek aan kennis en zichtbaarheid van geluidsarchieven als een mondeling en performatief matrimonium.
Na de heropening van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA) in 2018 en ondanks een grote renovatie, werd het duidelijk dat het 'koloniale' paradigma (in de breedste zin) van de oorsprong van de collecties niet voldoende zichtbaar was binnen de publieke ruimte van het museum. Verschillende projecten moesten het gebrek aan contextualisering rond de verwerving van de collecties in de permanente tentoonstelling tegengaan. In 2021 werd het Herkomstparcours gelanceerd in de permanente tentoonstelling. In datzelfde jaar kondigde de Belgische overheid twee initiatieven aan: ten eerste een wetsontwerp dat de toekomstige teruggave van Congolese, Rwandese en Burundese collecties uit de koloniale context mogelijk moet maken (wet aangenomen in 2022); ten tweede de financiering van een omvangrijk project voor herkomstonderzoek naar de collecties Culturele Antropologie van het museum van Tervuren (PROCHE 2022-2025). PROMA situeert zich in deze specifieke, bij uitstek politieke context. Het project is opgebouwd rond een hypothese die herkomstonderzoek en genderstudies combineert: het analyseren van de (on)zichtbaarheid van vrouwen via/gelinkt aan de collecties van het museum als een manier om zowel de geschiedenis van de collecties als van de instelling (museum en onderzoek) te herzien, en tegelijkertijd kennis en verhalen over de herkomst van de objecten zelf te (her)ontdekken.
De recente analogie tussen de renovatie van het AfricaMuseum en een palimpsest (De Groof 2019) nodigt ons uit om (vroegere en huidige) processen van uitwissing en onzichtbaarheid binnen de permanente tentoonstelling in vraag te stellen. Daarbij is het onvermijdelijk om, in een museale context gekenmerkt door het (post)koloniale tijdperk, machtsrelaties gelinkt aan ras en gender in rekening te nemen. Genderkwesties worden dus op een ‘gesitueerde’ manier benaderd, in nauwe samenhang met de machtsrelaties en koloniale context die zowel de verwerving, de inventarisatie en de studie van collecties beïnvloedden, en, meer recent, ook de invulling van het nieuwe museum. De analyse van de permanente tentoonstelling door het prisma van deze gesitueerde notie van gender, liet toe verschillende processen van onzichtbaarheid te identificeren, die als meerlagig beschouwd moeten worden. Deze processen van invisibilisering vinden plaats op verschillende schalen en niveaus: zowel in de informatie aanwezig in de collectiedatabases en desgevallend in de labels in de museumzalen, als in de keuze van al dan niet tentoongestelde typologieën van 'artefacten' en of zelfs gehele collecties.
Uit de identificatie van deze afwezigheden zijn een aantal pistes (of hiaten) naar voren gekomen:
- de onzichtbaarheid van witte mannelijkheid in de labels en het officiële discours rond de tentoongestelde objecten (bijvoorbeeld de genderspecifieke constructie van de typologie "spreekwoordendeksels");
- de onzichtbaarheid van de namen van vrouwelijke kunstenaars/ambachtslui/bemiddelaars/verzamelaars in databases en bijhorende labels (in het bijzonder in het geval van Afrikaanse vrouwen);
- de afwezigheid in de permanente tentoonstelling van zogenaamde alledaagse voorwerpen die vaak geassocieerd worden met de huiselijke sfeer en dus, bij uitbreiding, met het vrouwelijk geslacht (bijv. de 1.708 kammen in de museumdepots).
- contradicties en blinde vlekken in de categorisering van de collecties: het voorbeeld van "etnografische objecten" gemaakt van mensenhaar ;
- het gebrek aan kennis en zichtbaarheid van geluidsarchieven als een mondeling en performatief matrimonium.
Hoofdonderzoekers:
Datum:
2023 2026Medewerkers:
Externe partners:
Aline BosumaVandi Makubikua