Centraal-Afrikaanse savannes blijken een cruciale, op de natuur gebaseerde oplossing voor klimaatverandering

Baanbrekend onderzoek in de Kongo Central-provincie van de Democratische Republiek Congo heeft de cruciale rol onderstreept van op de natuur gebaseerde oplossingen bij het beperken van de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit. Wetenschappers van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, de Universiteit Gent en INERA (Institut National pour l'Études et la Recherche Agronomiques) hebben het opmerkelijke potentieel van bescherming (tegen brand) in kunstmatige 'onstabiele' vochtige savannes onthuld als een effectieve strategie, gepubliceerd in Global Change Biology op 24 januari 2024.

""

Belangrijkste bevindingen:

  • Herstel van koolstofvoorraden: Na 17 jaar branduitsluiting bedroeg de bovengrondse koolstofterugwinning gemiddeld ongeveer 11 Mg C per hectare, met een geschat potentieel volledig herstel na 115 jaar.
  • Biodiversiteit: Meer dan een derde van de soortenrijkdom van oud bos werd na 17 jaar hersteld, met een geschat potentieel volledig herstel na slechts 60 jaar. We hebben een sterk verband waargenomen tussen hogere bovengrondse koolstofvoorraden en een grotere soortenrijkdom. Er wordt echter voorspeld dat het herstel van de oorspronkelijke soortensamenstelling van oud bos minstens 120 jaar zal duren. Dit betekent dat het aantal boomsoorten zeer snel toeneemt, maar dat het enige tijd duurt voordat de beoogde oerbossoorten het overnemen.
  • Mondiale impact: Als we de bevindingen extrapoleren, wordt geschat dat onstabiele savannes in DR Congo, Congo en Angola tegen 2100 een totaal koolstofopnamepotentieel van wel 12 Gt C zouden kunnen hebben.

Hoofdauteur Brice Yannick Djiofack benadrukt: “De relatief eenvoudige en kostenefficiënte beheer techniek van bescherming (tegen brand) van kunstmatige savannes is een effectieve, op de natuur gebaseerde oplossing om de mondiale klimaatverandering te vertragen en het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan. Het biedt ook een concrete kans om lokale gemeenschappen en hun traditionele kennis erbij te betrekken, terwijl het een cruciale wetenschappelijke hefboom biedt voor beleidsmakers om bosherstel in het Centraal-Afrikaanse Congobekken te stimuleren.”

Brice Djiofack vervolgt: “Succesvol bosherstel levert niet alleen milieuvoordelen op, maar biedt ook aanzienlijke voordelen voor lokale gemeenschappen, zoals het genereren van inkomsten door de verkoop van koolstofkredieten, het helpen van de aanpassing van de gemeenschap aan klimaat- of ecologische extremen, en het ondersteunen van lokale ontwikkelingsinitiatieven.”

Prof. Dr. Bhely Angoboy van INERA benadrukt de noodzaak van een ‘bottom-up’-aanpak om geschikt land te identificeren voor bosherstelinitiatieven. De studie wijst erop dat een gebied van 120 Mha aan onstabiele savannes potentieel geschikt is voor grootschalige bosherstelcampagnes in Angola, Congo en de DR Congo.

Senior auteur Prof. Dr. Wannes Hubau voegt hieraan toe: “Dit onderzoek biedt cruciale inzichten voor nationale en regionale bosherstelinitiatieven en onderstreept het belang van voortdurende monitoring en betrokkenheid van lokale gemeenschappen bij initiatieven voor op de natuur gebaseerde oplossingen. Dit is vooral van belang in regio’s die kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de klimaatverandering. Het herstellen van de koolstofvoorraden en de diversiteit aan bomen vertragen niet alleen (effecten van) klimaatverandering, maar vergroot ook de veerkracht van lokale gemeenschappen tegen de negatieve gevolgen van een veranderend klimaat.”

Prof. Hubau vervolgt: “Het opschalen van dit beheer binnen het raamwerk van mondiale of regionale initiatieven (bijv. AFR100) wordt echter beperkt vanwege onzekerheden over de geschiktheid van land en onzekerheden over de lange termijn trajecten van koolstof- en biodiversiteitsherstel. Daarom is er meer in-situ monitoring op de grond nodig om de voorspellingen van de voordelen van grootschalige herstelinitiatieven te verbeteren en om de variatie als gevolg van de beschikbaarheid van hulpbronnen te kwantificeren.

Meer info

Deze studie, die deel uitmaakt van het PilotMAB-project van de Dienst Houtbiologie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA), werd gefinancierd door het Belgische Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD).

Lees het volledig artikel op https://onlinelibrary.wiley.com